zaterdag 19 januari 2013

In het Zand Boxmeer ligt een stuk Boxmeers verleden


In het Zand ligt stuk Boxmeers verleden

Geplaatst door:
Het Zand
Uit de Gelderlander van januari 2001
BOXMEER – Boxmeer wordt al gedurende minstens 1300 jaar onafgebroken bewoond. Dat is de uitkomst van oudheidkundig onderzoek dat de twee Boxmeerse amateur-archeologen Dick Reijnen en Jan Hutten tijdens de laatste maanden van 2000 op het Zand hebben uitgevoerd. Tot voor kort werd aangenomen dat in Boxmeer rond 950 na Christus de eerste bewoners neerstreken. In dat jaar werd de vroegste voorganger van de huidige Petrusbasiliek gebouwd. Ook is zeker dat 800 jaar eerder de Romeinen een legerweg hebben aangelegd aan de oostkant van Boxmeer. De keienstraat liep over het Boxmeerse Zand via Cuijk en Nijmegen, zo valt op te maken uit historische bronnen. De vondst van een Romeins grafveld bij de aanleg van de Maasdijk in 1930 is de tastbare bevestiging. Over de geschiedenis van het dorp tussen de jaren 100 en 900 na Christus was tot enkele maanden terug weinig bekend. Een enkele opgegraven potscherf deed vermoeden dat er in die tijd mensen langs de Maas ter hoogte van Boxmeer moeten hebben gewoond. Maar harde bewijzen daarvoor ontbraken. Daar is verandering in gekomen sinds graafmachines en shovels vanaf september vorig jaar het Zand binnenstebuiten hebben gekeerd om de riolering en de bestrating te vervangen. Op het moment dat de eerste spade in het Zand ging, hebben Reijnen en Hutten ieder vrij uurtje op de zandhopen en greppels doorgebracht. Gewapend met metaaldetectoren en schopjes hebben ze elke vierkante centimeter voornamelijk ter hoogte van het kruisbeeld minutieus onderzocht. De resultaten zijn verbluffend. Ruim honderdvijftig munten haalden ze naar de oppervlakte. De opgegraven betaalmiddelen stammen voornamelijk uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw en dragen inscripties als Zeelandia, Frisia, Stad Utrecht en Gelriae. ‘Uit alle toenmalige Nederlandse provincies zijn munten gevonden. Behalve uit Groningen’, weet Reijnen. ‘Ook lagen er Duitse en een paar Belgische muntstukken. Een bewijs dat er druk handelsverkeer op het Zand was.’ Het pronkstuk van de geldverzameling is gevonden door Hutten; een puntgave gouden dukaat uit 1747 uit Utrecht. Andere vondsten zijn onder meer een groot aantal loden musketkogels, gespen, broodloodjes, een zegelstempel, een medaillon. De meeste opwinding veroorzaakte echter de ontdekking van een grafveld uit de Frankische tijd die de Merovingische periode (480-751 na Christus) en de Karolingische periode (achtste en negende eeuw) omvat. Reijnen vond het graf min of meer per toeval. ‘De graafwerkzaamheden waren even gestaakt, omdat er rioolbuizen ontbraken’, herinnert Reijnen zich nog. ‘Daarbij moest de riolering worden verlegd om de wortels te sparen van enkele bomen. Op ongeveer anderhalve meter diepte in het zand zat een potscherf en een roestplek. Img_4999 Na wat voorzichtig graafwerk kwamen er speerpunten en een tweesnedig zwaard tevoorschijn. Bekend is dat de Franken dergelijke voorwerpen samen met hun doden begroeven. Toen ontdekte ik een gave pot. Img_4853 Ik wist niet goed hoe ik het had. Opeens hoorde ik achter me zeggen ‘Kijk daar, hij heeft een hele pot gevonden’. Stonden daar een stuk of zeven mannen te kijken. Er was ook iemand van de gemeente Boxmeer bij. Die wist dat er nogal wat munten waren gevonden. Een dag later ging het verhaal door Boxmeer dat er op het Zand een pot met munten was gevonden.’ De Boxmeerse amateur-archeologen vonden tevens een schedel met enkele kaakdelen die tanden bevatten. ‘Van een vrouw’, zegt Reijnen met stelligheid. ‘Dat weten we zo zeker omdat we in de directe omgeving ook kralen hebben gevonden. Daarbij was een deel van het kaakbot groen gekleurd. In die tijd werden overledenen met muntstukken Kralen in de mond meegeven kwam minder voor.’ Daarmee leverden Reijnen en Hutten het bewijs dat Boxmeer in de Frankische periode wel degelijk bewoond was. ‘Naar alle waarschijnlijkheid ligt ergens in de directe omgeving van het grafveld een nederzetting’, zegt Reijnen. ‘Het zou me niet verwonderen als dat achter het rustaltaar zou zijn.’ De amateur-archeoloog doelt op een stuk braakliggend terrein waar waarschijnlijk in de nabije toekomst een woning wordt gebouwd. Reijnen hoopt binnenkort van de grondeigenaar toestemming te krijgen om daar bodemonderzoek te mogen verrichten. Dat op het Zand ter hoogte van het rustaltaar al vroeg mensen woonden, is niet vreemd. De plek is een rivierduin die bescherming bood tegen overstromingen van de Maas. Nederzettingen werden meestal in de directe nabijheid van een rivier gesticht. Reijnen en Hutten, beiden lid van de Historische Vereniging Nepomuk Boxmeer,Nepomukwapen hebben de vondst van het grafveld gemeld bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Het duo heeft snel moeten werken om de werkzaamheden op het Zand niet in de wielen te rijden. Dat betekende vaak zoeken in de avonduren en in de weekeinden. ‘Bewoners, de gemeente en de werklui zouden het ons niet in dank hebben afgenomen, als het werk door ons vertraging had opgelopen. Maar goed beschouwd was er alle aanleiding om het graafwerk stop te zetten. Daar zijn de vondsten belangrijk genoeg voor.
http://www.gelderlander.nl/

Geen opmerkingen:

Een reactie posten