maandag 17 oktober 2011

Sterckwijck Boxmeer Begrafenisrituelen

STERCKWIJCK BEGRAFENISRITUELEN
Verslag van 1 December 2010
Sterckwijck: grafvondsten, graven, begravingen.

In een publicatie uit 2007 werd door mij vermeld dat er op Sterckwijck alleen crematiegraven gevonden waren. Hierin zou in de loop van de opgravingen verandering komen: Er werd afgesproken dat deze vondst pas later gepubliceerd zou worden, vandaar nu pas deze reportage
In december 2008, tegen het einde van de opgravingen op Sterckwijck werden onverwachts een aantal inhumatie- of lijkbegravingen aangetroffen.
Waarom is deze vondst op Sterckwijck zo bijzonder?
Tot dan toe waren er op Sterckwijck alleen maar crematiegraven gevonden in totaal ongeveer 500 van de Bronstijd tot de Romeinse tijd.
Hoe begroeven de mensen hun doden:
In de Prehistorie en in de Romeinse Tijd was het meestal de gewoonte de mensen te cremeren. Dit werd gedaan op een brandstapel waarna de resten werden verzameld en in een pot(urn) of schaal gedeponeerd. Deze werd begraven en er werden allerlei geschenken en vaak voedsel en drank bijgezet om de reis naar het hiernamaals makkelijker te kunnen voltooien.
In de Merovingische periode werden de mensen begraven (lijkbegraving) al of niet in een houten kist. In de kist werden grafgiften bijgezet.

De beenderen van deze inhumatie begravingen vindt met zelden in zijn geheel terug. Vaak zijn de botten, door invloeden van grondzouten en mineralen,vrijwel geheel verdwenen of opgelost.

Zo ook op de plaats op Sterckwijck waar van een tiental graven de contouren van het skelet nog vaag zichtvaar waren. Vermoedelijk hoort dit kleine grafveld toch bij de Merovingische nederzetting die op korte afstand in noordoostelijke richting aangetroffen is. Later zullen we dit in de reportage door het ADC vernemen.

Een fotoreportage:
Ton Hermers kijkt toe.

























Archeoloog Sentine Kodde








Mooi einde van een opgravingsdag!!!!!

Foto's Dick Reijnen,
Opgraving: ADC Amersfoort.
Hieronder een samenvatting van een verslag over de begravingen op Sterckwijck.

BEGRAFENIS-RITUELEN OP STERCKWIJCK.

Een eerder gepubliceerd verhaal:
De dood was voor onze verre voorouders ook op Sterckwijck meer dan voor de tegenwoordige mens een dagelijkse realiteit.
Begrafenisrituelen en -gewoonten kunnen aan de hand van archeologisch onderzoek gedocumenteerd worden. In de prehistorie cremeerden heel wat culturen hun doden, waarna ze met een bepaald ritueel of met allerhande grafgiften in een kuil begraven werden. Rond kerkhoven, begraafplaatsen en andere zaken die met de dood te maken hebben, hangt vaak een waas van geheimzinnigheid (spoken) en mystiek. Zeker prehistorische begraafplaatsen als hunebedden en grafheuvels, spreken sterk tot de verbeelding.
Wellicht is de reden hiervoor, dat deze bouwwerken ook nu nog steeds omgeven zijn door raadsels en onbegrepen zaken. Het is dan ook niet voor niets dat hunebedden en grafheuvels in verband worden gebracht met spoken en boze geesten. Hun opvallende plaats in het landschap versterkt het mysterie. En het is de vraag of we ooit wel op alle vragen een antwoord zullen krijgen.
Over Boxmeer is een verhaal uit een Almanak opgetekend wat aansluit bij de hierboven beschreven geheimzinnigheid en mystiek van begraafplaatsen.

Te Boxmeer was een weideland, dat men gewoonlijk de spookweide noemde; menigeen had er in nachtelijke duisternis lichtjes zien dwalen; er is ook een schat bedolven, dien men om middernacht met het eenjarig lot van den hazelnoot kon opsporen, blijkbaar de wigchelroede, die men ook reeds bij VARRO in zijne x91res rusticax92 vindt. Vergravingen hebben echter voor korte jaren eene menigte merkwaardige Romeinsche oudheden doen ontdekken, die in het bezit zijn van den Heer HENGST, Burgemeester van Boxmeer en eigenaar van de spookweide. Deze voorwerpen dagteekenen van den tijd der ANTONIJNEN. Zoo verbazend lang blijft in de nevelen van het bijgeloof de geheugenis van gebeurtenissen uit den lang vervlogenen tijd bij het menschdom bewaard.
Bij aanleg van de A77 in de jaren tachtig zijn op dit land, deze spookweide, inderdaad een aantal Romeinse graven door ondergetekende aangetroffen.
Hunebedden en vlakgraven

De oudste grafmonumenten die duidelijk zichtbaar zijn en tot ieders verbeelding spreken, zijn de hunebedden. Ze zijn gebouwd door het volk van de Trechterbekercultuur dat van ongeveer 3400 tot 2850 voor Chr. in Nederland leefde. Zij bouwden de hunebedden, of grafkamers, van zwerfstenen die wel duizenden kilox92s zwaar zijn. Oorspronkelijk waren ze bedekt met een aarden heuvel.
In Drenthe treffen we de meeste hunebedden aan.. De reden hiervoor is, hier grote en zware zwerfstenen voorkomen die nodig waren voor het bouwen van de hunebedden. Dat wil echter niet zeggen dat het volk van de Trechterbekercultuur alleen in Drenthe voorkwam. De Trechterbekercultuur kende ook vlakgraven. Dat zijn kuilen waarin de overledenen werden begraven. Het eerste vlakgraf van de Trechterbekercultuur dat in ons land is opgegraven, is gevonden in Apeldoorn, bij het Uddelermeer.
De vondst werd in 1908 gedaan door de oudheidkundige dr. J. H. Holwerda.
Aan de oppervlakte van dergelijke vlakgraven is eigenlijk niets te zien. Hun eenvoud en het feit dat er in elk vlakgraf maar xe9xe9n keer werd begraven, bieden echter voordelen die we vaak missen bij de imposante hunebedden waarin over langere tijdsperioden meerdere mensen werden bijgezet. Doordat er geen verstoring heeft plaatsgevonden, zijn de grafgiften die de overledene meekreeg voor het hiernamaals in deze vlakgraven helemaal bewaard gebleven! Ze bieden ons dus een vollediger beeld van het verleden dan de hunebedden, omdat daarvan de meeste in de loop van de tijd werden leeggeroofd of opgegraven.

Grafheuvels

Tijdens het laatste deel van de Nieuwe Steentijd kwam er verandering in het grafritueel. De doden werden nog steeds in individuele graven bijgezet, maar vervolgens werd over elk graf een heuvel opgeworpen.
Vanaf die tijd behoren grafheuvels, zowel in als buiten ons land, tot de bekende verschijnselen in het landschap. In Nederland alleen al zijn er zox92n 1300! De meeste treffen we aan op zandgronden. Deze grafheuveltraditie zet zich voort in de Bronstijd. Oorspronkelijk werd eerst de overledene begraven waarna over het graf de heuvel werd opgeworpen. Het graf kwam hierbij centraal onder de heuvel te liggen. Ten slotte kon rond de grafheuvel nog een greppel gegraven of een krans van palen aangebracht worden. Van de paalkransen en de greppels is tegenwoordig niets meer als zodanig te zien; het hout van de palen is weggerot en de greppels dichtgeslibd. Aan verkleuringen in de grond weten we echter dat ze er geweest zijn. Het vermoeden is, dat de prehistorische boeren deze paalkransen en greppels aanbrachten om zo een duidelijke grens te trekken tussen de wereld van de doden en die van de levenden.
De prehistorische boeren die de grafheuvels opwierpen, gebruikten daarvoor gewoonlijk materiaal dat in hun gebied ruimschoots voorhanden was. Op de zandgronden werden voor de bouw van de grafheuvels plaggen gebruikt die vol zaten met zand. Deze plaggenstructuur is een duidelijk kenmerk voor deze grafheuvels .

Inhumatie- en crematiegraven

Aanvankelijk werden de doden in de grafheuvels bijgezet. We hebben dan te maken met de zogenaamde inhumatiegraven. Op een gegeven moment ging de mens er echter toe over om de overledenen eerst te cremeren alvorens ze te begraven. En daarmee krijgen we de crematiegraven. Lange tijd komen crematie en inhumatie naast elkaar voor, maar in de Late Bronstijd komen in ons land uitsluitend crematies voor. De grafheuvel kon daarbij direct over crematieresten opgeworpen worden maar ook konden de resten eerst in een doek of een stuk huid gewikkeld worden. Een andere mogelijkheid was om de crematieresten in een aardewerken pot, een urn, te stoppen.


Urn met crematie gevonden door Dick Reijnen bij de aanleg van de A77 in de jaren 80.

De vondst van deze urn en de planning van de nieuwe wijk in de Maasbroekse Blokken hebben het archeologisch onderzoek vanaf 1997 in Boxmeer in gang gezet. Sindsdien is Boxmeer geen witte vlek meer op de archeologische kaart. Men mag op Sterckwijck zelfs spreken over een bijzondere situatie. De grootste opgraving in Nederland van een aaneengesloten gebied. Bij oplossen van het mysterie van de verbruining en homogenisering waarmee de archeologen voor het eerst bij de opgravingen in Boxmeer geconfronteerd werden en waardoor men ook elders in ons land een beter zicht heeft gekregen op dit verschijnsel, spreekt men in de archeologische wereld van een Boxmeerse Situatie.Dat is toch uniek.

Voor de crematies is een brandstapel van hout nodig is geweest Soms werd de heuvel hergebruikt. Er vond dan aan de bovenkant, in het midden van de heuvel een nieuwe begrafenis plaats. Vervolgens werd de heuvel opgehoogd en vergroot waarbij ook de eventueel aanwezige paalkrans of greppel vernieuwd moest worden. Een dergelijke heuvel noemen we een tweeperiodenheuvel. Als er meer begravingen bijkwamen, spreken we van een meerperiodenheuvel. Dergelijke begravingen konden in de zijkant van de heuvel plaatsvinden. Men heeft ze echter ook wel langs de rand van de heuvel aangetroffen, echter steeds binnen de greppel of paalkrans als deze aanwezig waren. Als grafmonument moesten de grafheuvels de herinnering aan de dierbare overledenen levend houden. Maar het aantal van 1300 grafheuvels in Nederland maakt ons duidelijk dat niet iedere dode in een grafheuvel terechtgekomen is. Waarschijnlijk hebben velen hun laatste rustplaats in een vlakgraf gekregen. Dat soort graf is bijzonder moeilijk terug te vinden, waardoor veel informatie hierover ontbreekt. Naast de genoemde soorten grafheuvels is de x91nepheuvelx92 het vermelden waard. De wind kan zand opstuiven waardoor stuifzandheuvels kunnen ontstaan. Soms is de gelijkenis zo sterk, dat alleen archeologisch onderzoek uit kan wijzen of we met een echte grafheuvel of met een stuifzandheuvel te maken hebben. Degene die vaak gewandeld heeft in de bossen van Geisteren rond de Willibrordkapel zijn deze zandheuvels ongetwijfeld opgevallen. Wellicht zijn sommige ervan toch grafheuvels.

Grafgiften

In het merendeel van de onderzochte grafheuvels zijn niet alleen menselijke resten of sporen daarvan aangetroffen. Er zijn ook grafgiften gevonden. Tot die grafgiften behoren vuurstenen gereedschappen zoals pijlpunten en dolken, maalstenen van zandsteen, bekers van aardewerk waarin wellicht voedsel of drank zat, en sieraden van onder andere barnsteen. Dergelijke grafgiften vertellen ons over het dagelijks leven in de prehistorie. Overigens leveren urnenvelden in vergelijking met grafheuvels weinig informatie over het verleden op. De reden hiervoor is dat ze doorgaans alleen crematiegraven bevatten; grafgiften komen er vrijwel niet in voor. Behalve de grafgiften, is ook de bodem direct onder de grafheuvels vaak een belangrijke informatiebron over het leven in de Nieuwe Steentijd en de Bronstijd. Sinds het opwerpen van de grafheuvel is de grond direct eronder namelijk niet meer verstoord geweest. Er kan daar stuifmeel (pollen) voorkomen van planten en bomen die in het gebied groeiden toen de heuvel opgeworpen werd. Door dit te onderzoeken, kan men meer te weten komen over hoe de flora er in die tijd in dat gebied uitzag.

Urnenvelden

Tegen het einde van de Bronstijd diende zich opnieuw een opvallende verandering aan. De mensen bleven hun dierbare overledenen gewoon cremeren, maar de begraving van de resten vond nu plaats in urnenvelden. De urnen met de crematieresten werden in kleine, ondiepe kuiltjes geplaatst. Daarna kwam er een heel klein heuveltje overheen: de grafheuvel was daarmee teruggebracht tot een kleine grafbult. De urnenvelden kennen hun hoogtepunt x96 voor zover we daar van kunnen spreken x96 tijdens de IJzertijd. Urnenvelden waren vaak enkele eeuwen in gebruik.

Romeinse Tijd

In de Romeinse tijd werd zowel begraven als gecremeerd. De overledenen kregen grafgiften mee voor het leven in het hiernamaals. Pas vanaf de laat-Romeinse tijd komt inhumatie, lijkbegraving, vaker voor. Mogelijk was de oorzaak hiervan de toenemende invloed in het Romeinse rijk van oosterse godsdiensten – die het begraven als norm hadden. Deze traditie zette zich voort via de middeleeuwen tot in onze tegenwoordige tijd. De laatste jaren is crematie weer in opkomst. Langs de wegen buiten de steden en legerkampen en in de nabijheid van woongemeenschappen ontstonden grafvelden waar de gecremeerde resten en de ter aarde bestelde lichamen een laatste rustplaats vonden. Burgers en militairen werden apart begraven. Hoe hoger de status van een persoon was, des te luxer waren de grafgiften en het grafmonument. Naast statusverschillen hadden ook variaties in grafgebruiken per regio hun invloed. De overledenen kregen naast drank en voedsel, keurig bijgezet in serviesgoed van bijvoorbeeld terra sigillata, ook persoonlijke bezittingen mee. Andere grafgiften zijn bronzen en glazen vaatwerk. Het aantal grafgiften en de kostbaarheid ervan hingen af van de status van de overledene. De meest rijke graven zijn gevonden bij stedelijke nederzettingen en bij villa's in het zuiden van het land. De meeste gave voorwerpen uit de Romeinse tijd komen logischerwijze uit graven.
Want wanneer serviesgoed was gebroken, belandde het in de afvalkuilen. De levensverwachting lag in de Romeinse tijd niet hoog. Dat komt mede door de hoge kindersterfte: ongeveer xe9xe9nderde van alle kinderen overlijdt voordat de leeftijd van twee jaar is bereikt. Personen ouder dan 50 jaar komen bijna niet voor. Hard werken, voedseltekorten en kraambedsterfte zorgen ervoor dat zowel inheemsen als Romeinen gemiddeld niet ouder worden dan 25 tot 30 jaar. Op Sterckwijck zijn tot op heden alleen crematiegraven gevonden.


Het is wel bijzonder dat er zoveel grafgiften in de vorm van schalen en potten, kommen en kruiken bij de crematieresten zijn bijgezet. In totaal zijn er op Sterckwijck meer dan 500 graven aangetroffen. Verscheidene daarvan betroffen kringgreppelgraven uit de IJzertijd of Bronstijd Aan de overledene werd voedsel en drinken meegegeven op zijn reis naar het hiernamaals. Soms treft men ook een munt aan die gebruikt kon worden om de veerman te betalen indien er op weg naar het hiernamaals  een rivier overgestoken moest worden.
………………………………………………………………………………..

De grafheuveltraditie zette zich na de Steentijd voort in de Bronstijd.

Oorspronkelijk werd eerst de overledene begraven waarna over het graf de heuvel werd opgeworpen. Het graf kwam hierbij centraal onder de heuvel te liggen. Ten slotte kon rond de grafheuvel nog een greppel gegraven of een krans van palen aangebracht worden. Van de paalkransen en de greppels is tegenwoordig niets meer als zodanig te zien; het hout van de palen is weggerot en de greppels dichtgeslibd. Aan verkleuringen in de grond weten we echter dat ze er geweest zijn. Het vermoeden is, dat de prehistorische boeren deze paalkransen en greppels aanbrachten om zo een duidelijke grens te trekken tussen de wereld van de doden en die van de levenden. Een grote heuvel vormde wellicht een centrale plaats op de dodenakker. Rondom een dergelijke centrale plaats werd ook wel buiten de grafheuvel begraven, hetgeen hier ook het geval blijkt te zijn.
Op de opgraving Sterckwijck heeft men verschillende paalkransheuvels aangetroffen

Film van de BLOS over Sterckwijck; Klik op BLOS

Dick Reijnen
Foto's Dick Reijnen
Info o.a. brochure gemeente Apeldoorn, bewerking Dick Reijnen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten