Onderaan dit verhaal een overzicht van vondsten uit Boxmeer en omgeving.
In de steentijd (8000 jaar geleden)waren de eerste mensen die hier leefden jagers en verzamelaars.
Het weer(klimaat) was over een langere periode aangenamer en de leefomstandigheden waren daardoor beter geworden. In het landschap kwamen steeds meer boomsoorten voor; berk, iep, den, hazelaar, linde, els en es.
De mensen die hier in de zomer leefden waren jagers en verzamelaars en zij kwamen vanuit hun winterverblijven vanuit Belgiƫ naar deze omgeving. Die winterverblijven waren grotten en holen langs oude rivierbeddingen.
Elk jaar volgden zij weer de zelfde route.
In deze streken verblijven zij het liefst op hoger gelegen plaatsen in de buurt van water(vennen)
In de Oude Steentijd, toen er in ons land sprake was van grote kale vlaktes(toendrax92s), werd er op grotere dieren gejaagd zoals de mammoet, eland, beer, neushoorn, paard en rendier.
Daar waren groter vuurstenen werktuigen voor nodig.
Nu het land In de Midden Steentijd steeds meer begroeid raakte met bossen trokken de grotere dieren, die op open vlaktes leefden, weg naar het noorden waar het veel kouder was en kwam er hier plaats voor andere, voornamelijk kleinere dieren voor zoals konijnen, hazen, bevers, wilde zwijnen, herten, vogels en vissen. Om op hen te jagen waren kleinere vuurstenen werktuigen nodig.
Er werden lichte wapens van hout en been gemaakt ingelegd met stukjes vuursteen en vastgezet met hars.
Er werd ook voedsel verzameld, voornamelijk knollen en vruchten, kruiden en zaden.
In de bossen waren veel vruchten kruiden en bladgroenten te vinden.
De mannen gingen, als er eten nodig was, op jacht en de vrouwen en kinderen gingen iedere dag op zoek naar voedsel.(brandnetels, wilde appels, paardebloem)
In deze tijd ontstond ook het eerste huisdier van de mens, de hond, afstammeling van de wolf.
Men vond de boot uit in de vorm van een uitgeholde boomstam die men kon gebruiken voor de jacht op waterdieren zoals eenden, maar ook om te vissen.
Deze mensen leefden in eenvoudigen tenten of hutten vaak met een paar families bij elkaar. De groepen bestonden uit ongeveer 20 tot 30 personen. Soms kwam men andere groepen tegen. Dan kon het aantal personen dat zich op een gunstig gelegen plaats bevond bestaan uit wel 200 personen. Omdat zij vaak uit hetzelfde gebied kwamen en dus dezelfde taal spraken konden zij elkaar veel verhalen vertellen, elkaar veel leren en elkaar beter leren kennen.
Jongens trouwden met meisjes uit een andere groep en andersom ook. Wat voor taal zij spraken weten we niet. Ze zullen vast gebruik hebben gemaakt van gebaren. Dat was ook wel nodig als zij op jacht gingen. Ze moesten dan niet te veel praten om de dieren niet op te schrikken. Wij maken nu ook nog veel gebruik van gebaren.
De kinderen hoefden toen niet naar school. Eigenlijk hadden de kinderen de hele dag les. Ze leerden namelijk van alles van hun vader en moeder of van hun ouder broers en zusjes.
De jongens leerden van hun vader jagen en moesten al vroeg mee. Ze leerden ook hutten bouwen en hoe zij het beste wapens van vuursteen konden maken. Ook keken zij aandachtig naar de mannen die van een stuk vuursteen de mooiste jachtwerktuigen konden maken. Zij verzonnen ook allerlei spellen waarmee ze alle technieken leerden beheersen.(pijl en boog schieten)
De meisjes gingen vaak met de moeders mee voedsel zoeken. Van hun moeders leerden zij nog veel meer dingen zoals weven, koken en allerlei andere huishoudelijke zaken.
weefgetouw
Wanneer het voedsel in de buurt begon op te raken trok men weer verder en als het tegen het einde van de zomer liep, pakte men alles wat waardevol en bruikbaar en eetbaar was bij elkaar en trok iedere groep weer naar zijn eigen winterverblijf met zijn eigen jachtgebied.
Dit was natuurlijk iedere keer weer een hele organisatie en inspanning. Er werden elk jaar weer honderden kilometers afgelegd.
Het jagen op dieren deden deze mensen niet voor hun plezier. Zij hadden eerbied voor de dieren. Men maakte nooit meer dieren dood dan nodig was. Alles van het dier werd gebruikt en bijna niets werd weggegooid. Men gebruikte het vlees, de huid, de hoorns en geweien, de botten, de darmen enz. Men maakte er zelfs sieraden van,(kralen, ringen)maar ook benen wapens(speerpunten) en naalden.
Maar de meeste werktuigen waren van vuursteen.
Van een groot stuk vuursteen werd met een andere steen een kleine scherf afgeslagen en met behulp van een stuk bot of gewei werden aan de randen van die scherf kleine stukjes weggehakt om die scherf vlijmscherp te maken. Zo kon men van alles snijden en ook uit een stuk bot naalden snijden. De naalden werden gebruikt voor het aan elkaar naaien van stukken huiden(leer).
Ons gereedschap van tegenwoordig lijkt nog een beetje op de werktuigen uit de steentijd.
Denk maar aan messen, bijlen, boren, stekers, beitels.
Pijlpunten waren voor de jacht, messen om te snijden, schrabbers om vleesresten van huiden te krabben, boren om gaatjes in leer, bot en steen en hout te maken, stekers en beitels voor het bewerken van botten en grotere stukken om te graven.
Een heel belangrijke ontdekking was het maken van vuur.
In het begin van de oude steentijd had elke groep een vuurdrager, die er voor moest zorgen dat het vuurtje altijd aanbleef zodat het meteen beschikbaar was. Men wist nog niet de juiste manier om vuur te maken en als met het dan toch probeerde dan kostte dit heel veel moeite en tijd.
Later in de steentijd kon men met behulp van een stok en een stukje hout. Dit deed men door de stok snel en lang rond te draaien op het stukje hout. Er ontstond een vonkje en men hield er een hoopje pluis bij en daarna gedroogd gras en droeg bladeren.
Vuur gaf de mensen warmte, warm water, licht, voedsel bereiden, koken, braden veiligheid, wilde dieren op afstand houden, gezelligheid.
Water kookte men door gloeiend hete stenen in het water te leggen.
Doordat het weer in de Nieuwe Steentijd in deze gebieden steeds beter werd en het verblijf in deze streken steeds aangenamer werd, hadden de jagers en verzamelaars niet meer zoveel zin om steeds met al hun spullen op trektocht te zijn.
Ze bleven steeds langer in deze streken. De eenvoudige hutten en tenten werden groter en sterker en boden een steeds betere bescherming tegen slecht weer en kou.
Omdat men veel ervaring en kennis had opgedaan tijdens het verzamelen van allerlei soorten voedsel kende men steeds beter de groeiwijze en de vermeerdering van de soorten.
Men hoefde niet meer af te wachten wat er in de natuur te vinden was en men ontdekte dat je zelf zaden(graan) kon zaaien. Ook dat je dieren kon temmen(tam maken). Ze hoefden geen lange tochten meer te maken en op jacht te gaan.
Ze hielden de dieren meer aan huis. De mensen konden voortaan op de plek die ze goed vonden blijven wonen en hoefden niet meer rond te trekken.
Dat bespaarde hen veel tijd zodat ze nog meer aandacht konden besteden aan het bouwen van huizen(boerderijen)
Er was ook meer tijd voor het maken van werktuigen van vuursteen en andere materialen.
Het wonen op een vaste plaats was ook veel makkelijker voor kinderen en oude mensen.
Daarom werden er veel grotere en stevigere huizen gebouwd.
Daarin konden ze ook voorraden voedsel bewaren. De mensen(boeren) gingen ook met meerdere en grotere groepen bij elkaar wonen. Zo kwamen er ook steeds meer huizen bij elkaar te staan.
De huizen werden gemaakt van boomstammen, het dak werd bedekt met riet, de wanden waren van gevlochten wilgetenen die werden ingesmeerd met klei gemengd met stro.
Veel dingen die men op en rond zox92n boerderij kenden de jagers en verzamelaars niet.
Om grote huizen te bouwen moesten er heel wat bomen gekapt worden. De vuurstenen werktuigen waren veel te klein hiervoor. Men ging grote werktuigen maken waarmee men bomen kon kappen. stenen bijlen
Met behulp van vuurstenen bijlen die steeds geslepen werden lukte dit goed. Er werden ook schuren en stallen gebouwd.
Men kon ook meer tijd besteden aan het maken van kleding. Het was in de winter natuurlijk best wel koud.
Om voedsel te bereiden en te bewaren gebruikte men potten gemaakt van klei en gebakken in een vuur. Waarschijnlijk heeft men ontdekt dat de bodem onder een vuurplaats zo hard als steen was geworden. Men zocht uit op wat voor een grondsoort die vuurplaats was gemaakt. Men zag dat het kleiachtig was.
Op zand grond gebeurde er helemaal niets.
Door het kneden van klei werd deze soepel en was men in staat allerlei vormen te maken waaronder ook potten. Dat deze in het vuur gelegd moesten worden om te harden, wist men reeds door de ervaringen met de vuurplaats.
De potten werden steeds beter en mooier. Men nam zelfs de tijd om er mooie versieringen op te maken.
Voor jagers zouden deze potten niet makkelijk zijn geweest omdat zij die allemaal maar mee moesten sjouwen. Men leerde ook brood bakken.
Heel veel jagers die hier nog rond trokken keken hun ogen uit en steeds meer van die groepen probeerden zich ook hier te vestigen en hun leven te veranderen. Ze leerden alles van de mensen die hier al woonden.
Zo werden de jagers stapje voor stapje boeren en zocht iedere groep zijn eigen plekje met akkers en weiden waarop het vee gehouden werd.
Men merkte wel dat men de grond moest bemesten als men lang op dezelfde plek bleef. Dat deed men met de uitwerpselen van de dieren die men in de boerderij hield(schaap, rund en varken.
Vaak zocht men een nieuwe plek waar men eerst de bomen kapte en die men daarna schoon brandde.
Sommige groepen vonden steeds weer nieuwe dingen uit of waren in staat hele mooie produkten te maken.
Een geld systeem kende men niet niet, men ruilde wel dingen met elkaar, zoals vuursteen, vuurstenen bijlen, potten van klei, benen voorwerpen, kleding, sieraden en wapens. enz.
Als er mensen dood gingen, dan werden die begraven in de buurt van de boerderijen. Op verschillende plaatsen in ons land bracht men grote stenen bij elkaar die op elkaar gestapeld werden. Daaronder werden de doden begraven.
De mensen werden in die tijd niet zo oud als wij. Ze hadden wel kruiden en planten tegen verschillende ziekten en koorts, maar er waren ook ziekten waar ze niets tegen konden doen.
Wij hebben veel medicijnen en kunnen geopereerd worden.
Daardoor leven wij nu langer.
Ongeveer 1700 voor Chr. gaat er weer een heleboel veranderen.
De Steentijd verandert zo langzamerhand in de Bronstijd.
Men ging naast het vuursteen ook brons gebruiken.
Jongelui, ik hoop dat jullie het interessant vonden.
Jullie weten dat ik veel ga zoeken naar spullen uit die tijd. Als je de plaats weet te vinden waar een paar van die boerderijen uit de steentijd hebben gestaan vind je heel veel spullen terug van de mensen die daar gewoond hebben.
Zij hebben spullen verloren of gewoon achtergelaten als ze niet meer gebruikt werden.
Ik vind die dan terug en dat is geweldig.
Dick Reijnen
Vondsten uit de Gemeente Boxmeer en omgeving, gevonden op verschillende akkers
Nieuwe Steentijd
Neolithicum
4900 – 2000 voor Christus
Dick Reijnen, Boxmeer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten