maandag 31 oktober 2011

Het geheim van Kerckenzight


Het geheim van KERCKENZIGHT

Bij de sloop van het huis van Willy Verdijk, alias De Scheer t.o.v de St. Petrus Basiliek te Boxmeer, kwam alweer een tijd geleden achter een oude schouw een nog veel oudere schouw te voorschijn, aldus de eigenaar van het slopersbedrijf.
Deze schouwombouw is gemaakt van gietijzer en is versierd met druivenranken en een bloemenmand en vruchten. Het boeiende van dit voorwerp is dat er onderaan een jaartal staat en wel ANNO 1697. Het deel waar ANNO staat is in het verleden om nog onduidelijke redenen gebroken geweest en gerestaureerd door middel van een plaat ijzer.
Aan de achterkant zitten bevestigingshaken die ervoor diende om de gietijzeren plaat achter bakstenen klem te zetten of in te metselen.
Hoe het voorwerp in dit huis terecht is gekomen zal wel nooit opgehelderd worden.
Of het ooit deel uitmaakte van de woning die hier in de 17de eeuw heeft gestaan en bij de sloop ervan behouden is gebleven en opnieuw verwerkt  in de nieuw gebouwde woning is denkbeeldig.
Na de sloop van het huis van De Scheer zijn wel een aantal munten gevonden uit dezelfde periode als vermeld op de schouwplaat of -ombouw. Het is zeker dat het huis van de Scheer voorgangers had uit die tijd. Dit blijk uit oude kadasterkaarten en oude ansichten.
Door toeval zag ik de schouw bij container met oud ijzer liggen.
Na een gesprek met de eigenaar van het slopersbedrijf werd afgesproken dat ik het antieke stuk gietijzer voor een zacht prijsje kon kopen. Daarna meteen actie ondernomen. Nu meenemen zei de sloper anders is hij weg. Zo gezegd zo gedaan. Achter op de drager van de fiets werd het antieke stuk al lopende naar huis vervoerd. Daar is het grondig schoongemaakt want de plaat was voorzien van een laag zwarte verf.
Dat het geheim van deze schouw ooit ontrafeld wordt is niet waarschijnlijk.
Wie wil zijn bijdrage leveren?????





Foto's Dick Reijnen

vrijdag 28 oktober 2011

Vuursteen werkplaats en veel aardewerk scherven

Foto van de  plaats van de nieuwbouw Metameer aan de Stationstraat te Boxmeer t.o.v. of ten Zuiden van de school Het Bolwerk, waarbij de school voor PRO gebouwd wordt. Op die laatste plek kwamen bij het bouwrijp maken ook sporen van bewoning uit de IJzertijd te voorschijn.

Bouwplaats Metameer

Afvalkuil  met aardewerk

Op de plaats aan de Stationsstraat in Boxmeer waar Metameer haar nieuwe schoolgebouw realiseert, werd tussen de niet verstoorde ondergrond van de voormalige loodsen van aardappelhandel Bongers een interessante ontdekking gedaan.
Een afvalplaats met veel aardewerk en een vuursteenwerkplaatsje en een grote waterput in de wand van de bouwput. Het aardewerk van de afvalkuil is voor het overgrote deel licht besmeten met een kleipap en lijkt te stammen uit de Vroege IJzertijd( 700 voor Chr.). Vlakbij werd een vuursteenwerkplaatsje ontdekt met vuurstenen afslagen, helaas geen werktuigen. In de wand van de bouwput bevond zich een waterput waarin een aantal aardewerkscherven werd gevonden. De waterput bestond uit een groot gat in de grond zonder houtresten.
De plek van de opgraving ligt op een hoogte van 15.30 meter boven NAP en bestaat hoofdzakelijk uit zand. Een goede plek op in die tijd te wonen. Hoog en droog met in de ongeving beekjes met stromend water. Ter vergelijking:  de plek waar het nieuwe Gemeentehuis van de Gemeente Boxmeer staat ligt op 13.50 meter boven NAP (Nieuw Amsterdams Peil ) volgens info van Bouw en Woningtoezicht.

Vuursteen afslagen

Klopsteen

Aardewerk met spinklos


spinklos

Met dank grondbedrijf Verberkt en de bouwer HKM.

Dick Reijnen



woensdag 26 oktober 2011

Musea met archeologische vondsten

Musea die een beeld geven van het menselijk leven van de Prehistorie tot en met de Middeleeuwen door middel van een uitgebreide verzameling archeologische vondsten.

In willekeurige volgorde:

LEIDEN: Rijksmuseum van Oudheden
NIJMEGEN: Museum Het Valkhof
VENLO: Limburgs Museum
'S HERTOGENBOSCH: Noordbrabant Museum
XANTEN: Archeologisch Park
BERGEIJK: Eicha Museum
MAASTRICHT: Bonnefanten Museum
TONGEREN: Gallo Romeins Museum
HEERLEN: Thermen Museum
STEIN: Archeologie Museum
BOXMEER: Museum Gemeente Boxmeer
BOXMEER: Kasteelmuseum
OSS: Museum Jan Cunen
GRAVE: Graafs Museum
CUIJK: Museum Ceuclum
BOXTEL: Oertijd Museum
GENNEP: Museum Petershuis
MELDERSLO: De Locht
HUISSEN: Stadsmuseum Hof van Hessen
VELDHOVEN: Museum 'T Oude Slot
WIJCHEN: Museum Kasteel Wijchen
ELSLOO: Streekmuseum Schippersbeurs
ASSELT: Cultuurhistorisch Museum Asselt
STEIN: Archeologie Museum Stein
STEVENSWEERT: Streekmuseum Stevensweert en Ohé en Laak

Dick Reijnen

dinsdag 25 oktober 2011

LEVEN IN DE STEENTIJD

LEVEN IN DE STEENTIJD, een verhaal voor de jeugd of wie het maar lezen wil.

Onderaan dit verhaal een overzicht van vondsten uit Boxmeer en omgeving.

In de steentijd (8000 jaar geleden)waren de eerste mensen die hier leefden jagers en verzamelaars.
Jagers1jagers
Het weer(klimaat) was over een langere periode aangenamer en de leefomstandigheden waren daardoor beter geworden. In het landschap kwamen steeds meer boomsoorten voor; berk, iep, den, hazelaar, linde, els en es.
De mensen die hier in de zomer leefden waren jagers en verzamelaars en zij kwamen vanuit hun winterverblijven vanuit België naar deze omgeving. Die winterverblijven waren grotten en holen langs oude rivierbeddingen.
Elk jaar volgden zij weer de zelfde route.
In deze streken verblijven zij het liefst op hoger gelegen plaatsen in de buurt van water(vennen)

In de Oude Steentijd, toen er in ons land sprake was van grote kale vlaktes(toendrax92s), werd er op grotere dieren gejaagd zoals de mammoet, eland, beer, neushoorn, paard en rendier.
Daar waren groter vuurstenen werktuigen voor nodig.
Img_5096 mammoet Img_5099holenbeer Img_5100 wolharige neushoorn

Nu het land In de Midden Steentijd steeds meer begroeid raakte met bossen trokken de grotere dieren, die op open vlaktes leefden, weg naar het noorden waar het veel kouder was en kwam er hier plaats voor andere, voornamelijk kleinere dieren voor zoals konijnen, hazen, bevers, wilde zwijnen, herten, vogels en vissen. Om op hen te jagen waren kleinere vuurstenen werktuigen nodig.
Er werden lichte wapens van hout en been gemaakt ingelegd met stukjes vuursteen en vastgezet met hars.
Er werd ook voedsel verzameld, voornamelijk knollen en vruchten, kruiden en zaden.
In de bossen waren veel vruchten kruiden en bladgroenten te vinden.
De mannen gingen, als er eten nodig was, op jacht en de vrouwen en kinderen gingen iedere dag op zoek naar voedsel.(brandnetels, wilde appels, paardebloem)

In deze tijd ontstond ook het eerste huisdier van de mens, de hond, afstammeling van de wolf.

Hondhuisdier Op jacht met de hond

Men vond de boot uit in de vorm van een uitgeholde boomstam die men kon gebruiken voor de jacht op waterdieren zoals eenden, maar ook om te vissen.

Kanoboot van Pesse.
Deze mensen leefden in eenvoudigen tenten of hutten vaak met een paar families bij elkaar. De groepen bestonden uit ongeveer 20 tot 30 personen. Soms kwam men andere groepen tegen. Dan kon het aantal personen dat zich op een gunstig gelegen plaats bevond bestaan uit wel 200 personen. Omdat zij vaak uit hetzelfde gebied kwamen en dus dezelfde taal spraken konden zij elkaar veel verhalen vertellen, elkaar veel leren en elkaar beter leren kennen.
Jongens trouwden met meisjes uit een andere groep en andersom ook. Wat voor taal zij spraken weten we niet. Ze zullen vast gebruik hebben gemaakt van gebaren. Dat was ook wel nodig als zij op jacht gingen. Ze moesten dan niet te veel praten om de dieren niet op te schrikken. Wij maken nu ook nog veel gebruik van gebaren.
De kinderen hoefden toen niet naar school. Eigenlijk hadden de kinderen de hele dag les. Ze leerden namelijk van alles van hun vader en moeder of van hun ouder broers en zusjes.
De jongens leerden van hun vader jagen en moesten al vroeg mee. Ze leerden ook hutten bouwen en hoe zij het beste wapens van vuursteen konden maken. Ook keken zij aandachtig naar de mannen die van een stuk vuursteen de mooiste jachtwerktuigen konden maken. Zij verzonnen ook allerlei spellen waarmee ze alle technieken leerden beheersen.(pijl en boog schieten)
De meisjes gingen vaak met de moeders mee voedsel zoeken. Van hun moeders leerden zij nog veel meer dingen zoals weven, koken en allerlei andere huishoudelijke zaken.
weefgetouw
Weefgetouw



Wanneer het voedsel in de buurt begon op te raken trok men weer verder en als het tegen het einde van de zomer liep, pakte men alles wat waardevol en bruikbaar en eetbaar was bij elkaar en trok iedere groep weer naar zijn eigen winterverblijf met zijn eigen jachtgebied.
Grotten grot

Dit was natuurlijk iedere keer weer een hele organisatie en inspanning. Er werden elk jaar weer honderden kilometers afgelegd.
Het jagen op dieren deden deze mensen niet voor hun plezier. Zij hadden eerbied voor de dieren. Men maakte nooit meer dieren dood dan nodig was. Alles van het dier werd gebruikt en bijna niets werd weggegooid. Men gebruikte het vlees, de huid, de hoorns en geweien, de botten, de darmen enz. Men maakte er zelfs sieraden van,(kralen, ringen)maar ook benen wapens(speerpunten) en naalden.
Maar de meeste werktuigen waren van vuursteen.
Van een groot stuk vuursteen werd met een andere steen een kleine scherf afgeslagen en met behulp van een stuk bot of gewei werden aan de randen van die scherf kleine stukjes weggehakt om die scherf vlijmscherp te maken. Zo kon men van alles snijden en ook uit een stuk bot naalden snijden. De naalden werden gebruikt voor het aan elkaar naaien van stukken huiden(leer).

Vuursteenbewerken vuursteen bewerken
Img_4917 vuurstenen afslagen uit de vindplaats Overloon

Ons gereedschap van tegenwoordig lijkt nog een beetje op de werktuigen uit de steentijd.
Denk maar aan messen, bijlen, boren, stekers, beitels.
Pijlpunten waren voor de jacht, messen om te snijden, schrabbers om vleesresten van huiden te krabben, boren om gaatjes in leer, bot en steen en hout te maken, stekers en beitels voor het bewerken van botten en grotere stukken om te graven.

Een heel belangrijke ontdekking was het maken van vuur.

In het begin van de oude steentijd had elke groep een vuurdrager, die er voor moest zorgen dat het vuurtje altijd aanbleef zodat het meteen beschikbaar was. Men wist nog niet de juiste manier om vuur te maken en als met het dan toch probeerde dan kostte dit heel veel moeite en tijd.
Later in de steentijd kon men met behulp van een stok en een stukje hout. Dit deed men door de stok snel en lang rond te draaien op het stukje hout. Er ontstond een vonkje en men hield er een hoopje pluis bij en daarna gedroogd gras en droeg bladeren.

Vuur20makenvuur maken met een behulp van een boog

Vuur gaf de mensen warmte, warm water, licht, voedsel bereiden, koken, braden veiligheid, wilde dieren op afstand houden, gezelligheid.
Water kookte men door gloeiend hete stenen in het water te leggen.
Doordat het weer in de Nieuwe Steentijd in deze gebieden steeds beter werd en het verblijf in deze streken steeds aangenamer werd, hadden de jagers en verzamelaars niet meer zoveel zin om steeds met al hun spullen op trektocht te zijn.
Ze bleven steeds langer in deze streken. De eenvoudige hutten en tenten werden groter en sterker en boden een steeds betere bescherming tegen slecht weer en kou.
Omdat men veel ervaring en kennis had opgedaan tijdens het verzamelen van allerlei soorten voedsel kende men steeds beter de groeiwijze en de vermeerdering van de soorten.
Graangraansoorten

Men hoefde niet meer af te wachten wat er in de natuur te vinden was en men ontdekte dat je zelf zaden(graan) kon zaaien. Ook dat je dieren kon temmen(tam maken). Ze hoefden geen lange tochten meer te maken en op jacht te gaan.
Ze hielden de dieren meer aan huis. De mensen konden voortaan op de plek die ze goed vonden blijven wonen en hoefden niet meer rond te trekken.
Dat bespaarde hen veel tijd zodat ze nog meer aandacht konden besteden aan het bouwen van huizen(boerderijen)

Er was ook meer tijd voor het maken van werktuigen van vuursteen en andere materialen.

Het wonen op een vaste plaats was ook veel makkelijker voor kinderen en oude mensen.
Daarom werden er veel grotere en stevigere huizen gebouwd.
Daarin konden ze ook voorraden voedsel bewaren. De mensen(boeren) gingen ook met meerdere en grotere groepen bij elkaar wonen. Zo kwamen er ook steeds meer huizen bij elkaar te staan.
De huizen werden gemaakt van boomstammen, het dak werd bedekt met riet, de wanden waren van gevlochten wilgetenen die werden ingesmeerd met klei gemengd met stro.
Een dergelijke boerderij kon in die tijd wel 35 meter lang zijn.Boerderij
Veel dingen die men op en rond zox92n boerderij kenden de jagers en verzamelaars niet.
Om grote huizen te bouwen moesten er heel wat bomen gekapt worden. De vuurstenen werktuigen waren veel te klein hiervoor. Men ging grote werktuigen maken waarmee men bomen kon kappen.Bijlen_steentijd stenen bijlen

Met behulp van vuurstenen bijlen die steeds geslepen werden lukte dit goed. Er werden ook schuren en stallen gebouwd.
Men kon ook meer tijd besteden aan het maken van kleding. Het was in de winter natuurlijk best wel koud.
Om voedsel te bereiden en te bewaren gebruikte men potten gemaakt van klei en gebakken in een vuur. Waarschijnlijk heeft men ontdekt dat de bodem onder een vuurplaats zo hard als steen was geworden. Men zocht uit op wat voor een grondsoort die vuurplaats was gemaakt. Men zag dat het kleiachtig was.
Op zand grond gebeurde er helemaal niets.
Door het kneden van klei werd deze soepel en was men in staat allerlei vormen te maken waaronder ook potten. Dat deze in het vuur gelegd moesten worden om te harden, wist men reeds door de ervaringen met de vuurplaats.
Aardewerkijzertijd
De potten werden steeds beter en mooier. Men nam zelfs de tijd om er mooie versieringen op te maken.
Voor jagers zouden deze potten niet makkelijk zijn geweest omdat zij die allemaal maar mee moesten sjouwen. Men leerde ook brood bakken.
Heel veel jagers die hier nog rond trokken keken hun ogen uit en steeds meer van die groepen probeerden zich ook hier te vestigen en hun leven te veranderen. Ze leerden alles van de mensen die hier al woonden.
Zo werden de jagers stapje voor stapje boeren en zocht iedere groep zijn eigen plekje met akkers en weiden waarop het vee gehouden werd.
Men merkte wel dat men de grond moest bemesten als men lang op dezelfde plek bleef. Dat deed men met de uitwerpselen van de dieren die men in de boerderij hield(schaap, rund en varken.
Vaak zocht men een nieuwe plek waar men eerst de bomen kapte en die men daarna schoon brandde.

Bos 

Sommige groepen vonden steeds weer nieuwe dingen uit of waren in staat hele mooie produkten te maken.
Een geld systeem kende men niet niet, men ruilde wel dingen met elkaar, zoals vuursteen, vuurstenen bijlen, potten van klei, benen voorwerpen, kleding, sieraden en wapens. enz.
Als er mensen dood gingen, dan werden die begraven in de buurt van de boerderijen. Op verschillende plaatsen in ons land bracht men grote stenen bij elkaar die op elkaar gestapeld werden. Daaronder werden de doden begraven.
Die grafheuvels werden hunebedden genoemd.Hunebed
De mensen werden in die tijd niet zo oud als wij. Ze hadden wel kruiden en planten tegen verschillende ziekten en koorts, maar er waren ook ziekten waar ze niets tegen konden doen.
Wij hebben veel medicijnen en kunnen geopereerd worden.
Daardoor leven wij nu langer.
Ongeveer 1700 voor Chr. gaat er weer een heleboel veranderen.
De Steentijd verandert zo langzamerhand in de Bronstijd.
Men ging naast het vuursteen ook brons gebruiken.

Jongelui, ik hoop dat jullie het interessant vonden.
Jullie weten dat ik veel ga zoeken naar spullen uit die tijd. Als je de plaats weet te vinden waar een paar van die boerderijen uit de steentijd hebben gestaan vind je heel veel spullen terug van de mensen die daar gewoond hebben.
Zij hebben spullen verloren of gewoon achtergelaten als ze niet meer gebruikt werden.
Ik vind die dan terug en dat is geweldig.
Dick Reijnen

Vondsten uit de Gemeente Boxmeer en omgeving, gevonden op verschillende akkers
Nieuwe Steentijd
Neolithicum
4900 – 2000 voor Christus
Img_4913 Pijlpunten of spitsen uit de Nieuwe Steentijd
Img_4914 Schabbers uit de Nieuwe Steentijd
Img_4899 Stenen Bijlen uit de Nieuwe Steentijd
Img_4828 Mes uit de Nieuwe Steentijd
Img_4857 Klopsteen en Slijpsteen uit de Nieuwe Steentijd
Dick Reijnen, Boxmeer

Gemeente Boxmeer Promotie

Film over Boxmeer van het BHIC.
Klik op BOXMEER en start de film.

PROMOTIEFILM, klik erop en bekijk de film.

VROEGER, klik op vroeger en geniet ervan!!!

METWORST, een prachtig evenement verslag 2007 NOS journaal.

FINALERIT 2009

METWORST2010.

Veel kijk en luisterplezier!!!!
Dick Reijnen

woensdag 19 oktober 2011

Synagoge opgraving 2011, een interview

Er zijn mensen die graag vertellen over de synagoge, de kerk van de Joodse bevolking van Boxmeer.
Zo ook Door, zij kan zich  gelukkig nog veel herinneren. Haar moeder was Joods en kwam daardoor veel in de synagoge. Zij kan het ook heel smakelijk vertellen.
Bedankt Door.
Interview Hans Veltman en Dick Reijnen
Video: Dick Reijnen

Klik op SYNAGOGE

maandag 17 oktober 2011

BOXMEER KIEKEN

Hart van Boxmeer, zo sjiek en zo fijn, wie gezellig wil wonen die moet in Boxmeer zijn.
Video: Dick Reijnen
Muziek en Zang: Bart Jan Baartmans.

ARCHEOLOGIE EDUCATIEF

VOOR HET ONDERWIJS

STEENTIJD JAGERS EN VERZAMELAARS klik op verzamelaars
STEENTIJD DE EERSTE BOEREN klik op boeren
DE ROMEINEN KWAMEN UIT ROME klik op Rome.
DE ROMEINEN IN ONS LAND klik op ons land.
ALLE WEGEN LEIDEN NAAR ROME klik op wegen.
ROMEINEN IN NEDERLAND klik op Nederland.
Meer over de ROMEINEN klik op Romeinen
Nog meer over de ROMEINEN klik op Romeinen

Dick Reijnen

Sterckwijck Boxmeer Begrafenisrituelen

STERCKWIJCK BEGRAFENISRITUELEN
Verslag van 1 December 2010
Sterckwijck: grafvondsten, graven, begravingen.

In een publicatie uit 2007 werd door mij vermeld dat er op Sterckwijck alleen crematiegraven gevonden waren. Hierin zou in de loop van de opgravingen verandering komen: Er werd afgesproken dat deze vondst pas later gepubliceerd zou worden, vandaar nu pas deze reportage
In december 2008, tegen het einde van de opgravingen op Sterckwijck werden onverwachts een aantal inhumatie- of lijkbegravingen aangetroffen.
Waarom is deze vondst op Sterckwijck zo bijzonder?
Tot dan toe waren er op Sterckwijck alleen maar crematiegraven gevonden in totaal ongeveer 500 van de Bronstijd tot de Romeinse tijd.
Hoe begroeven de mensen hun doden:
In de Prehistorie en in de Romeinse Tijd was het meestal de gewoonte de mensen te cremeren. Dit werd gedaan op een brandstapel waarna de resten werden verzameld en in een pot(urn) of schaal gedeponeerd. Deze werd begraven en er werden allerlei geschenken en vaak voedsel en drank bijgezet om de reis naar het hiernamaals makkelijker te kunnen voltooien.
In de Merovingische periode werden de mensen begraven (lijkbegraving) al of niet in een houten kist. In de kist werden grafgiften bijgezet.

De beenderen van deze inhumatie begravingen vindt met zelden in zijn geheel terug. Vaak zijn de botten, door invloeden van grondzouten en mineralen,vrijwel geheel verdwenen of opgelost.

Zo ook op de plaats op Sterckwijck waar van een tiental graven de contouren van het skelet nog vaag zichtvaar waren. Vermoedelijk hoort dit kleine grafveld toch bij de Merovingische nederzetting die op korte afstand in noordoostelijke richting aangetroffen is. Later zullen we dit in de reportage door het ADC vernemen.

Een fotoreportage:
Ton Hermers kijkt toe.

























Archeoloog Sentine Kodde








Mooi einde van een opgravingsdag!!!!!

Foto's Dick Reijnen,
Opgraving: ADC Amersfoort.
Hieronder een samenvatting van een verslag over de begravingen op Sterckwijck.

BEGRAFENIS-RITUELEN OP STERCKWIJCK.

Een eerder gepubliceerd verhaal:
De dood was voor onze verre voorouders ook op Sterckwijck meer dan voor de tegenwoordige mens een dagelijkse realiteit.
Begrafenisrituelen en -gewoonten kunnen aan de hand van archeologisch onderzoek gedocumenteerd worden. In de prehistorie cremeerden heel wat culturen hun doden, waarna ze met een bepaald ritueel of met allerhande grafgiften in een kuil begraven werden. Rond kerkhoven, begraafplaatsen en andere zaken die met de dood te maken hebben, hangt vaak een waas van geheimzinnigheid (spoken) en mystiek. Zeker prehistorische begraafplaatsen als hunebedden en grafheuvels, spreken sterk tot de verbeelding.
Wellicht is de reden hiervoor, dat deze bouwwerken ook nu nog steeds omgeven zijn door raadsels en onbegrepen zaken. Het is dan ook niet voor niets dat hunebedden en grafheuvels in verband worden gebracht met spoken en boze geesten. Hun opvallende plaats in het landschap versterkt het mysterie. En het is de vraag of we ooit wel op alle vragen een antwoord zullen krijgen.
Over Boxmeer is een verhaal uit een Almanak opgetekend wat aansluit bij de hierboven beschreven geheimzinnigheid en mystiek van begraafplaatsen.

Te Boxmeer was een weideland, dat men gewoonlijk de spookweide noemde; menigeen had er in nachtelijke duisternis lichtjes zien dwalen; er is ook een schat bedolven, dien men om middernacht met het eenjarig lot van den hazelnoot kon opsporen, blijkbaar de wigchelroede, die men ook reeds bij VARRO in zijne x91res rusticax92 vindt. Vergravingen hebben echter voor korte jaren eene menigte merkwaardige Romeinsche oudheden doen ontdekken, die in het bezit zijn van den Heer HENGST, Burgemeester van Boxmeer en eigenaar van de spookweide. Deze voorwerpen dagteekenen van den tijd der ANTONIJNEN. Zoo verbazend lang blijft in de nevelen van het bijgeloof de geheugenis van gebeurtenissen uit den lang vervlogenen tijd bij het menschdom bewaard.
Bij aanleg van de A77 in de jaren tachtig zijn op dit land, deze spookweide, inderdaad een aantal Romeinse graven door ondergetekende aangetroffen.
Hunebedden en vlakgraven

De oudste grafmonumenten die duidelijk zichtbaar zijn en tot ieders verbeelding spreken, zijn de hunebedden. Ze zijn gebouwd door het volk van de Trechterbekercultuur dat van ongeveer 3400 tot 2850 voor Chr. in Nederland leefde. Zij bouwden de hunebedden, of grafkamers, van zwerfstenen die wel duizenden kilox92s zwaar zijn. Oorspronkelijk waren ze bedekt met een aarden heuvel.
In Drenthe treffen we de meeste hunebedden aan.. De reden hiervoor is, hier grote en zware zwerfstenen voorkomen die nodig waren voor het bouwen van de hunebedden. Dat wil echter niet zeggen dat het volk van de Trechterbekercultuur alleen in Drenthe voorkwam. De Trechterbekercultuur kende ook vlakgraven. Dat zijn kuilen waarin de overledenen werden begraven. Het eerste vlakgraf van de Trechterbekercultuur dat in ons land is opgegraven, is gevonden in Apeldoorn, bij het Uddelermeer.
De vondst werd in 1908 gedaan door de oudheidkundige dr. J. H. Holwerda.
Aan de oppervlakte van dergelijke vlakgraven is eigenlijk niets te zien. Hun eenvoud en het feit dat er in elk vlakgraf maar xe9xe9n keer werd begraven, bieden echter voordelen die we vaak missen bij de imposante hunebedden waarin over langere tijdsperioden meerdere mensen werden bijgezet. Doordat er geen verstoring heeft plaatsgevonden, zijn de grafgiften die de overledene meekreeg voor het hiernamaals in deze vlakgraven helemaal bewaard gebleven! Ze bieden ons dus een vollediger beeld van het verleden dan de hunebedden, omdat daarvan de meeste in de loop van de tijd werden leeggeroofd of opgegraven.

Grafheuvels

Tijdens het laatste deel van de Nieuwe Steentijd kwam er verandering in het grafritueel. De doden werden nog steeds in individuele graven bijgezet, maar vervolgens werd over elk graf een heuvel opgeworpen.
Vanaf die tijd behoren grafheuvels, zowel in als buiten ons land, tot de bekende verschijnselen in het landschap. In Nederland alleen al zijn er zox92n 1300! De meeste treffen we aan op zandgronden. Deze grafheuveltraditie zet zich voort in de Bronstijd. Oorspronkelijk werd eerst de overledene begraven waarna over het graf de heuvel werd opgeworpen. Het graf kwam hierbij centraal onder de heuvel te liggen. Ten slotte kon rond de grafheuvel nog een greppel gegraven of een krans van palen aangebracht worden. Van de paalkransen en de greppels is tegenwoordig niets meer als zodanig te zien; het hout van de palen is weggerot en de greppels dichtgeslibd. Aan verkleuringen in de grond weten we echter dat ze er geweest zijn. Het vermoeden is, dat de prehistorische boeren deze paalkransen en greppels aanbrachten om zo een duidelijke grens te trekken tussen de wereld van de doden en die van de levenden.
De prehistorische boeren die de grafheuvels opwierpen, gebruikten daarvoor gewoonlijk materiaal dat in hun gebied ruimschoots voorhanden was. Op de zandgronden werden voor de bouw van de grafheuvels plaggen gebruikt die vol zaten met zand. Deze plaggenstructuur is een duidelijk kenmerk voor deze grafheuvels .

Inhumatie- en crematiegraven

Aanvankelijk werden de doden in de grafheuvels bijgezet. We hebben dan te maken met de zogenaamde inhumatiegraven. Op een gegeven moment ging de mens er echter toe over om de overledenen eerst te cremeren alvorens ze te begraven. En daarmee krijgen we de crematiegraven. Lange tijd komen crematie en inhumatie naast elkaar voor, maar in de Late Bronstijd komen in ons land uitsluitend crematies voor. De grafheuvel kon daarbij direct over crematieresten opgeworpen worden maar ook konden de resten eerst in een doek of een stuk huid gewikkeld worden. Een andere mogelijkheid was om de crematieresten in een aardewerken pot, een urn, te stoppen.


Urn met crematie gevonden door Dick Reijnen bij de aanleg van de A77 in de jaren 80.

De vondst van deze urn en de planning van de nieuwe wijk in de Maasbroekse Blokken hebben het archeologisch onderzoek vanaf 1997 in Boxmeer in gang gezet. Sindsdien is Boxmeer geen witte vlek meer op de archeologische kaart. Men mag op Sterckwijck zelfs spreken over een bijzondere situatie. De grootste opgraving in Nederland van een aaneengesloten gebied. Bij oplossen van het mysterie van de verbruining en homogenisering waarmee de archeologen voor het eerst bij de opgravingen in Boxmeer geconfronteerd werden en waardoor men ook elders in ons land een beter zicht heeft gekregen op dit verschijnsel, spreekt men in de archeologische wereld van een Boxmeerse Situatie.Dat is toch uniek.

Voor de crematies is een brandstapel van hout nodig is geweest Soms werd de heuvel hergebruikt. Er vond dan aan de bovenkant, in het midden van de heuvel een nieuwe begrafenis plaats. Vervolgens werd de heuvel opgehoogd en vergroot waarbij ook de eventueel aanwezige paalkrans of greppel vernieuwd moest worden. Een dergelijke heuvel noemen we een tweeperiodenheuvel. Als er meer begravingen bijkwamen, spreken we van een meerperiodenheuvel. Dergelijke begravingen konden in de zijkant van de heuvel plaatsvinden. Men heeft ze echter ook wel langs de rand van de heuvel aangetroffen, echter steeds binnen de greppel of paalkrans als deze aanwezig waren. Als grafmonument moesten de grafheuvels de herinnering aan de dierbare overledenen levend houden. Maar het aantal van 1300 grafheuvels in Nederland maakt ons duidelijk dat niet iedere dode in een grafheuvel terechtgekomen is. Waarschijnlijk hebben velen hun laatste rustplaats in een vlakgraf gekregen. Dat soort graf is bijzonder moeilijk terug te vinden, waardoor veel informatie hierover ontbreekt. Naast de genoemde soorten grafheuvels is de x91nepheuvelx92 het vermelden waard. De wind kan zand opstuiven waardoor stuifzandheuvels kunnen ontstaan. Soms is de gelijkenis zo sterk, dat alleen archeologisch onderzoek uit kan wijzen of we met een echte grafheuvel of met een stuifzandheuvel te maken hebben. Degene die vaak gewandeld heeft in de bossen van Geisteren rond de Willibrordkapel zijn deze zandheuvels ongetwijfeld opgevallen. Wellicht zijn sommige ervan toch grafheuvels.

Grafgiften

In het merendeel van de onderzochte grafheuvels zijn niet alleen menselijke resten of sporen daarvan aangetroffen. Er zijn ook grafgiften gevonden. Tot die grafgiften behoren vuurstenen gereedschappen zoals pijlpunten en dolken, maalstenen van zandsteen, bekers van aardewerk waarin wellicht voedsel of drank zat, en sieraden van onder andere barnsteen. Dergelijke grafgiften vertellen ons over het dagelijks leven in de prehistorie. Overigens leveren urnenvelden in vergelijking met grafheuvels weinig informatie over het verleden op. De reden hiervoor is dat ze doorgaans alleen crematiegraven bevatten; grafgiften komen er vrijwel niet in voor. Behalve de grafgiften, is ook de bodem direct onder de grafheuvels vaak een belangrijke informatiebron over het leven in de Nieuwe Steentijd en de Bronstijd. Sinds het opwerpen van de grafheuvel is de grond direct eronder namelijk niet meer verstoord geweest. Er kan daar stuifmeel (pollen) voorkomen van planten en bomen die in het gebied groeiden toen de heuvel opgeworpen werd. Door dit te onderzoeken, kan men meer te weten komen over hoe de flora er in die tijd in dat gebied uitzag.

Urnenvelden

Tegen het einde van de Bronstijd diende zich opnieuw een opvallende verandering aan. De mensen bleven hun dierbare overledenen gewoon cremeren, maar de begraving van de resten vond nu plaats in urnenvelden. De urnen met de crematieresten werden in kleine, ondiepe kuiltjes geplaatst. Daarna kwam er een heel klein heuveltje overheen: de grafheuvel was daarmee teruggebracht tot een kleine grafbult. De urnenvelden kennen hun hoogtepunt x96 voor zover we daar van kunnen spreken x96 tijdens de IJzertijd. Urnenvelden waren vaak enkele eeuwen in gebruik.

Romeinse Tijd

In de Romeinse tijd werd zowel begraven als gecremeerd. De overledenen kregen grafgiften mee voor het leven in het hiernamaals. Pas vanaf de laat-Romeinse tijd komt inhumatie, lijkbegraving, vaker voor. Mogelijk was de oorzaak hiervan de toenemende invloed in het Romeinse rijk van oosterse godsdiensten – die het begraven als norm hadden. Deze traditie zette zich voort via de middeleeuwen tot in onze tegenwoordige tijd. De laatste jaren is crematie weer in opkomst. Langs de wegen buiten de steden en legerkampen en in de nabijheid van woongemeenschappen ontstonden grafvelden waar de gecremeerde resten en de ter aarde bestelde lichamen een laatste rustplaats vonden. Burgers en militairen werden apart begraven. Hoe hoger de status van een persoon was, des te luxer waren de grafgiften en het grafmonument. Naast statusverschillen hadden ook variaties in grafgebruiken per regio hun invloed. De overledenen kregen naast drank en voedsel, keurig bijgezet in serviesgoed van bijvoorbeeld terra sigillata, ook persoonlijke bezittingen mee. Andere grafgiften zijn bronzen en glazen vaatwerk. Het aantal grafgiften en de kostbaarheid ervan hingen af van de status van de overledene. De meest rijke graven zijn gevonden bij stedelijke nederzettingen en bij villa's in het zuiden van het land. De meeste gave voorwerpen uit de Romeinse tijd komen logischerwijze uit graven.
Want wanneer serviesgoed was gebroken, belandde het in de afvalkuilen. De levensverwachting lag in de Romeinse tijd niet hoog. Dat komt mede door de hoge kindersterfte: ongeveer xe9xe9nderde van alle kinderen overlijdt voordat de leeftijd van twee jaar is bereikt. Personen ouder dan 50 jaar komen bijna niet voor. Hard werken, voedseltekorten en kraambedsterfte zorgen ervoor dat zowel inheemsen als Romeinen gemiddeld niet ouder worden dan 25 tot 30 jaar. Op Sterckwijck zijn tot op heden alleen crematiegraven gevonden.


Het is wel bijzonder dat er zoveel grafgiften in de vorm van schalen en potten, kommen en kruiken bij de crematieresten zijn bijgezet. In totaal zijn er op Sterckwijck meer dan 500 graven aangetroffen. Verscheidene daarvan betroffen kringgreppelgraven uit de IJzertijd of Bronstijd Aan de overledene werd voedsel en drinken meegegeven op zijn reis naar het hiernamaals. Soms treft men ook een munt aan die gebruikt kon worden om de veerman te betalen indien er op weg naar het hiernamaals  een rivier overgestoken moest worden.
………………………………………………………………………………..

De grafheuveltraditie zette zich na de Steentijd voort in de Bronstijd.

Oorspronkelijk werd eerst de overledene begraven waarna over het graf de heuvel werd opgeworpen. Het graf kwam hierbij centraal onder de heuvel te liggen. Ten slotte kon rond de grafheuvel nog een greppel gegraven of een krans van palen aangebracht worden. Van de paalkransen en de greppels is tegenwoordig niets meer als zodanig te zien; het hout van de palen is weggerot en de greppels dichtgeslibd. Aan verkleuringen in de grond weten we echter dat ze er geweest zijn. Het vermoeden is, dat de prehistorische boeren deze paalkransen en greppels aanbrachten om zo een duidelijke grens te trekken tussen de wereld van de doden en die van de levenden. Een grote heuvel vormde wellicht een centrale plaats op de dodenakker. Rondom een dergelijke centrale plaats werd ook wel buiten de grafheuvel begraven, hetgeen hier ook het geval blijkt te zijn.
Op de opgraving Sterckwijck heeft men verschillende paalkransheuvels aangetroffen

Film van de BLOS over Sterckwijck; Klik op BLOS

Dick Reijnen
Foto's Dick Reijnen
Info o.a. brochure gemeente Apeldoorn, bewerking Dick Reijnen