Gedurende 14 dagen zijn er sloopwerkzaamheden op het terrein van Plender, Moors, Van den Bosch, Baderie voorheen Haerkens, genaamd Steenstraat Zuid. Omdat er tijdens deze werkzaamheden ook veel grond verzet wordt en het hele terrein ontdaan wordt van puinresten enz. middels zeven met een graafmachine, bleek het noodzakelijk dit proces te begeleiden door een officiële Opgravings instantie. Het ADC uit Amersfoort uitvoerend orgaan van de opgravingen in Boxmeer op Sterckwijck vanaf 1997, neemt de begeleiding van de werkzaamheden, door de Firma Laarakkers uit Sambeek, op zich.
Een video: klik op SteenstraatZuid graafwerkzaamheden
Sloop Plender: klik op Plender
Sloop Moors: klil op Moors
Video: Dick Reijnen
Meer nieuws volgt later.
zaterdag 3 december 2011
donderdag 10 november 2011
Terugblik opgraving synagoge 2 augustus 2010
Een terugblik op de proefopgraving van de synagoge te Boxmeer van 2 augustus 2010.
Naar aanleiding van deze vondsten is er door het opgravingsbureau Baac een advies aan de Gemeente Boxmeer gegeven in zake conservering.
De Gemeente Boxmeer heeft naar aanleiding hiervan haar planning gemaakt. Door de aanleg van wateropvangbekkens en een parkeerterrein deed de gelegenheid zich voor de synagoge in zijn geheel bloot te leggen onder leiding van archeoloog Jos van der Weerden van Bureau Baac. De fundamenten zijn in tact gebleven.
Men wil de contouren laten terug komen in het plaveisel van de nieuwe parkeerplaats aldaar.
Een terugblik:
Naar aanleiding van deze vondsten is er door het opgravingsbureau Baac een advies aan de Gemeente Boxmeer gegeven in zake conservering.
De Gemeente Boxmeer heeft naar aanleiding hiervan haar planning gemaakt. Door de aanleg van wateropvangbekkens en een parkeerterrein deed de gelegenheid zich voor de synagoge in zijn geheel bloot te leggen onder leiding van archeoloog Jos van der Weerden van Bureau Baac. De fundamenten zijn in tact gebleven.
Men wil de contouren laten terug komen in het plaveisel van de nieuwe parkeerplaats aldaar.
Een terugblik:
archeologisch onderzoek in Boxmeer op de plaats van de Synagoge
Op 2 augustus 2010 vond er een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaats op de open plek aan de Burgemeester Verkuylstraat te Boxmeer tegenover Houthandel Janssen. In de toekomst wordt hier een parkeerterrein gerealiseerd en er komt een basin voor de afvoer van het hemelwater.
Een gegeven was dat hier de Joodse synagoge gestaan heeft en de kans dat er nog resten van gevonden zouden worden was duidelijk aanwezig. En zo geschiedde.
Ik werd op maandagmorgen door Truus Weijers gebeld dat ze bij hen achter aan het graven waren. Precies op de plek van de oude synagoge. Dus snel er naar toe met de digitale camera in de aanslag. Dat leverde een aantal mooie foto's op. Amateurhistoricus Theo Seijs was er natuurlijk ook snel bij. Hij is degene die zich ontfermt over de geschiedenis van de Joden in Boxmeer, zie ook het Joodse monument en zijn boek hierover.
Synagoge te Boxmeer.
Info uit: Joods Historisch museum.
Al voor 1730 woonden er joden die in Boxmeer, die in dat jaar op gezag van de overheid gedwongen werden te vertrekken. Pas in het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in de plaats een kleine joodse plattelandsgemeente, behorend bij de joodse gemeente Cuijk. In 1858 kreeg Boxmeer de status van zelfstandige Bijkerk.
De synagoge, gelegen in Manenbiest, werd in 1865 in gebruik genomen. De joodse begraafplaats van Vierlingsbeek werd ook door de gemeente van Boxmeer benut. De oudste steen op deze begraafplaats dateert van 1784. In 1930 werd de joodse gemeente Vierlingsbeek bij die van Boxmeer gevoegd.
Een exportslachterij van Lion en De Wijze droeg in belangrijke mate bij tot de economische ontwikkeling van Boxmeer. Binnen de joodse gemeenschap was er een genootschap voor het onderhoud van de synagoge en een begrafeniscollege actief, voor de kinderen was er joods onderwijs.
Ten gevolge van de veranderende economische omstandigheden nam de joodse bevolking van Boxmeer in de eerste decennia van de twintigste eeuw af. Toch werd het zestigjarig bestaan van de synagoge in 1925 nog feestelijk herdacht. In de dertiger jaren zorgde de komst van vluchtelingen uit Duitsland voor een verdubbeling van het aantal joodse inwoners.
Tijdens de bezettingsjaren zijn alle in Boxmeer woonachtige joden in november 1942 gedeporteerd. Geen van hen heeft het verblijf in de concentratiekampen overleefd. De synagoge werd beschadigd bij oorlogshandelingen en in 1944 gesloopt.
In 1947 werd de joodse gemeente Boxmeer officieel bij die van Eindhoven gevoegd. Een stichting onder voorzitterschap van de burgemeester houdt zich sinds 1961 bezig met herstel en onderhoud van de begraafplaats. In 1989 werd in de muur van de begraafplaats een monument aangebracht ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten.
In Boxmeer werd in mei 1995 een joods monument onthuld, waarin het hekwerk van de voormalige synagoge verwerkt is.
Joods Monument, foto Theo Seijs
Meer info: Joods monument
Het onderzoek:
Met dank aan de heer Theo Seijs voor zijn foto's.
Het korte onderzoek zal verwerkt worden in een verslag waarin ook de maten van de fundering vastgelegd zijn.
De rest van het terrein is ook nog onderzoek. In een sleuf kwam een mooie oude waterput tevoorschijn.
Het terrein achter het Joods Monument.
Foto's Dick Reijnen en Theo Seijs
Reportage Dick Reijnen
Ik werd op maandagmorgen door Truus Weijers gebeld dat ze bij hen achter aan het graven waren. Precies op de plek van de oude synagoge. Dus snel er naar toe met de digitale camera in de aanslag. Dat leverde een aantal mooie foto's op. Amateurhistoricus Theo Seijs was er natuurlijk ook snel bij. Hij is degene die zich ontfermt over de geschiedenis van de Joden in Boxmeer, zie ook het Joodse monument en zijn boek hierover.
Synagoge te Boxmeer.
Info uit: Joods Historisch museum.
Al voor 1730 woonden er joden die in Boxmeer, die in dat jaar op gezag van de overheid gedwongen werden te vertrekken. Pas in het midden van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in de plaats een kleine joodse plattelandsgemeente, behorend bij de joodse gemeente Cuijk. In 1858 kreeg Boxmeer de status van zelfstandige Bijkerk.
De synagoge, gelegen in Manenbiest, werd in 1865 in gebruik genomen. De joodse begraafplaats van Vierlingsbeek werd ook door de gemeente van Boxmeer benut. De oudste steen op deze begraafplaats dateert van 1784. In 1930 werd de joodse gemeente Vierlingsbeek bij die van Boxmeer gevoegd.
Een exportslachterij van Lion en De Wijze droeg in belangrijke mate bij tot de economische ontwikkeling van Boxmeer. Binnen de joodse gemeenschap was er een genootschap voor het onderhoud van de synagoge en een begrafeniscollege actief, voor de kinderen was er joods onderwijs.
Ten gevolge van de veranderende economische omstandigheden nam de joodse bevolking van Boxmeer in de eerste decennia van de twintigste eeuw af. Toch werd het zestigjarig bestaan van de synagoge in 1925 nog feestelijk herdacht. In de dertiger jaren zorgde de komst van vluchtelingen uit Duitsland voor een verdubbeling van het aantal joodse inwoners.
Tijdens de bezettingsjaren zijn alle in Boxmeer woonachtige joden in november 1942 gedeporteerd. Geen van hen heeft het verblijf in de concentratiekampen overleefd. De synagoge werd beschadigd bij oorlogshandelingen en in 1944 gesloopt.
In 1947 werd de joodse gemeente Boxmeer officieel bij die van Eindhoven gevoegd. Een stichting onder voorzitterschap van de burgemeester houdt zich sinds 1961 bezig met herstel en onderhoud van de begraafplaats. In 1989 werd in de muur van de begraafplaats een monument aangebracht ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten.
In Boxmeer werd in mei 1995 een joods monument onthuld, waarin het hekwerk van de voormalige synagoge verwerkt is.
Joods Monument, foto Theo Seijs
Meer info: Joods monument
Het onderzoek:
Met dank aan de heer Theo Seijs voor zijn foto's.
Het korte onderzoek zal verwerkt worden in een verslag waarin ook de maten van de fundering vastgelegd zijn.
De rest van het terrein is ook nog onderzoek. In een sleuf kwam een mooie oude waterput tevoorschijn.
Het terrein achter het Joods Monument.
Foto's Dick Reijnen en Theo Seijs
Reportage Dick Reijnen
maandag 31 oktober 2011
Het geheim van Kerckenzight
Het geheim van KERCKENZIGHT
Bij de sloop van het huis van Willy Verdijk, alias De Scheer t.o.v de St. Petrus Basiliek te Boxmeer, kwam alweer een tijd geleden achter een oude schouw een nog veel oudere schouw te voorschijn, aldus de eigenaar van het slopersbedrijf.
Deze schouwombouw is gemaakt van gietijzer en is versierd met druivenranken en een bloemenmand en vruchten. Het boeiende van dit voorwerp is dat er onderaan een jaartal staat en wel ANNO 1697. Het deel waar ANNO staat is in het verleden om nog onduidelijke redenen gebroken geweest en gerestaureerd door middel van een plaat ijzer.
Aan de achterkant zitten bevestigingshaken die ervoor diende om de gietijzeren plaat achter bakstenen klem te zetten of in te metselen.
Hoe het voorwerp in dit huis terecht is gekomen zal wel nooit opgehelderd worden.
Of het ooit deel uitmaakte van de woning die hier in de 17de eeuw heeft gestaan en bij de sloop ervan behouden is gebleven en opnieuw verwerkt in de nieuw gebouwde woning is denkbeeldig.
Na de sloop van het huis van De Scheer zijn wel een aantal munten gevonden uit dezelfde periode als vermeld op de schouwplaat of -ombouw. Het is zeker dat het huis van de Scheer voorgangers had uit die tijd. Dit blijk uit oude kadasterkaarten en oude ansichten.
Door toeval zag ik de schouw bij container met oud ijzer liggen.
Na een gesprek met de eigenaar van het slopersbedrijf werd afgesproken dat ik het antieke stuk gietijzer voor een zacht prijsje kon kopen. Daarna meteen actie ondernomen. Nu meenemen zei de sloper anders is hij weg. Zo gezegd zo gedaan. Achter op de drager van de fiets werd het antieke stuk al lopende naar huis vervoerd. Daar is het grondig schoongemaakt want de plaat was voorzien van een laag zwarte verf.
Dat het geheim van deze schouw ooit ontrafeld wordt is niet waarschijnlijk.
Wie wil zijn bijdrage leveren?????
Foto's Dick Reijnen
vrijdag 28 oktober 2011
Vuursteen werkplaats en veel aardewerk scherven
Foto van de plaats van de nieuwbouw Metameer aan de Stationstraat te Boxmeer t.o.v. of ten Zuiden van de school Het Bolwerk, waarbij de school voor PRO gebouwd wordt. Op die laatste plek kwamen bij het bouwrijp maken ook sporen van bewoning uit de IJzertijd te voorschijn.
Afvalkuil met aardewerk
Op de plaats aan de Stationsstraat in Boxmeer waar Metameer haar nieuwe schoolgebouw realiseert, werd tussen de niet verstoorde ondergrond van de voormalige loodsen van aardappelhandel Bongers een interessante ontdekking gedaan.
Een afvalplaats met veel aardewerk en een vuursteenwerkplaatsje en een grote waterput in de wand van de bouwput. Het aardewerk van de afvalkuil is voor het overgrote deel licht besmeten met een kleipap en lijkt te stammen uit de Vroege IJzertijd( 700 voor Chr.). Vlakbij werd een vuursteenwerkplaatsje ontdekt met vuurstenen afslagen, helaas geen werktuigen. In de wand van de bouwput bevond zich een waterput waarin een aantal aardewerkscherven werd gevonden. De waterput bestond uit een groot gat in de grond zonder houtresten.
De plek van de opgraving ligt op een hoogte van 15.30 meter boven NAP en bestaat hoofdzakelijk uit zand. Een goede plek op in die tijd te wonen. Hoog en droog met in de ongeving beekjes met stromend water. Ter vergelijking: de plek waar het nieuwe Gemeentehuis van de Gemeente Boxmeer staat ligt op 13.50 meter boven NAP (Nieuw Amsterdams Peil ) volgens info van Bouw en Woningtoezicht.
Afvalkuil met aardewerk
Op de plaats aan de Stationsstraat in Boxmeer waar Metameer haar nieuwe schoolgebouw realiseert, werd tussen de niet verstoorde ondergrond van de voormalige loodsen van aardappelhandel Bongers een interessante ontdekking gedaan.
Een afvalplaats met veel aardewerk en een vuursteenwerkplaatsje en een grote waterput in de wand van de bouwput. Het aardewerk van de afvalkuil is voor het overgrote deel licht besmeten met een kleipap en lijkt te stammen uit de Vroege IJzertijd( 700 voor Chr.). Vlakbij werd een vuursteenwerkplaatsje ontdekt met vuurstenen afslagen, helaas geen werktuigen. In de wand van de bouwput bevond zich een waterput waarin een aantal aardewerkscherven werd gevonden. De waterput bestond uit een groot gat in de grond zonder houtresten.
De plek van de opgraving ligt op een hoogte van 15.30 meter boven NAP en bestaat hoofdzakelijk uit zand. Een goede plek op in die tijd te wonen. Hoog en droog met in de ongeving beekjes met stromend water. Ter vergelijking: de plek waar het nieuwe Gemeentehuis van de Gemeente Boxmeer staat ligt op 13.50 meter boven NAP (Nieuw Amsterdams Peil ) volgens info van Bouw en Woningtoezicht.
Met dank grondbedrijf Verberkt en de bouwer HKM.
Dick Reijnen
woensdag 26 oktober 2011
Musea met archeologische vondsten
Musea die een beeld geven van het menselijk leven van de Prehistorie tot en met de Middeleeuwen door middel van een uitgebreide verzameling archeologische vondsten.
In willekeurige volgorde:
LEIDEN: Rijksmuseum van Oudheden
NIJMEGEN: Museum Het Valkhof
VENLO: Limburgs Museum
'S HERTOGENBOSCH: Noordbrabant Museum
XANTEN: Archeologisch Park
BERGEIJK: Eicha Museum
MAASTRICHT: Bonnefanten Museum
TONGEREN: Gallo Romeins Museum
HEERLEN: Thermen Museum
STEIN: Archeologie Museum
BOXMEER: Museum Gemeente Boxmeer
BOXMEER: Kasteelmuseum
OSS: Museum Jan Cunen
GRAVE: Graafs Museum
CUIJK: Museum Ceuclum
BOXTEL: Oertijd Museum
GENNEP: Museum Petershuis
MELDERSLO: De Locht
HUISSEN: Stadsmuseum Hof van Hessen
VELDHOVEN: Museum 'T Oude Slot
WIJCHEN: Museum Kasteel Wijchen
ELSLOO: Streekmuseum Schippersbeurs
ASSELT: Cultuurhistorisch Museum Asselt
STEIN: Archeologie Museum Stein
STEVENSWEERT: Streekmuseum Stevensweert en Ohé en Laak
Dick Reijnen
In willekeurige volgorde:
LEIDEN: Rijksmuseum van Oudheden
NIJMEGEN: Museum Het Valkhof
VENLO: Limburgs Museum
'S HERTOGENBOSCH: Noordbrabant Museum
XANTEN: Archeologisch Park
BERGEIJK: Eicha Museum
MAASTRICHT: Bonnefanten Museum
TONGEREN: Gallo Romeins Museum
HEERLEN: Thermen Museum
STEIN: Archeologie Museum
BOXMEER: Museum Gemeente Boxmeer
BOXMEER: Kasteelmuseum
OSS: Museum Jan Cunen
GRAVE: Graafs Museum
CUIJK: Museum Ceuclum
BOXTEL: Oertijd Museum
GENNEP: Museum Petershuis
MELDERSLO: De Locht
HUISSEN: Stadsmuseum Hof van Hessen
VELDHOVEN: Museum 'T Oude Slot
WIJCHEN: Museum Kasteel Wijchen
ELSLOO: Streekmuseum Schippersbeurs
ASSELT: Cultuurhistorisch Museum Asselt
STEIN: Archeologie Museum Stein
STEVENSWEERT: Streekmuseum Stevensweert en Ohé en Laak
Dick Reijnen
dinsdag 25 oktober 2011
LEVEN IN DE STEENTIJD
LEVEN IN DE STEENTIJD, een verhaal voor de jeugd of wie het maar lezen wil.
Onderaan dit verhaal een overzicht van vondsten uit Boxmeer en omgeving.
In de steentijd (8000 jaar geleden)waren de eerste mensen die hier leefden jagers en verzamelaars.
In de Oude Steentijd, toen er in ons land sprake was van grote kale vlaktes(toendrax92s), werd er op grotere dieren gejaagd zoals de mammoet, eland, beer, neushoorn, paard en rendier.
Nu het land In de Midden Steentijd steeds meer begroeid raakte met bossen trokken de grotere dieren, die op open vlaktes leefden, weg naar het noorden waar het veel kouder was en kwam er hier plaats voor andere, voornamelijk kleinere dieren voor zoals konijnen, hazen, bevers, wilde zwijnen, herten, vogels en vissen. Om op hen te jagen waren kleinere vuurstenen werktuigen nodig.
In deze tijd ontstond ook het eerste huisdier van de mens, de hond, afstammeling van de wolf.
Men vond de boot uit in de vorm van een uitgeholde boomstam die men kon gebruiken voor de jacht op waterdieren zoals eenden, maar ook om te vissen.
Wanneer het voedsel in de buurt begon op te raken trok men weer verder en als het tegen het einde van de zomer liep, pakte men alles wat waardevol en bruikbaar en eetbaar was bij elkaar en trok iedere groep weer naar zijn eigen winterverblijf met zijn eigen jachtgebied.
Dit was natuurlijk iedere keer weer een hele organisatie en inspanning. Er werden elk jaar weer honderden kilometers afgelegd.
Onderaan dit verhaal een overzicht van vondsten uit Boxmeer en omgeving.
In de steentijd (8000 jaar geleden)waren de eerste mensen die hier leefden jagers en verzamelaars.
Het weer(klimaat) was over een langere periode aangenamer en de leefomstandigheden waren daardoor beter geworden. In het landschap kwamen steeds meer boomsoorten voor; berk, iep, den, hazelaar, linde, els en es.
De mensen die hier in de zomer leefden waren jagers en verzamelaars en zij kwamen vanuit hun winterverblijven vanuit België naar deze omgeving. Die winterverblijven waren grotten en holen langs oude rivierbeddingen.
Elk jaar volgden zij weer de zelfde route.
In deze streken verblijven zij het liefst op hoger gelegen plaatsen in de buurt van water(vennen)
In de Oude Steentijd, toen er in ons land sprake was van grote kale vlaktes(toendrax92s), werd er op grotere dieren gejaagd zoals de mammoet, eland, beer, neushoorn, paard en rendier.
Daar waren groter vuurstenen werktuigen voor nodig.
Nu het land In de Midden Steentijd steeds meer begroeid raakte met bossen trokken de grotere dieren, die op open vlaktes leefden, weg naar het noorden waar het veel kouder was en kwam er hier plaats voor andere, voornamelijk kleinere dieren voor zoals konijnen, hazen, bevers, wilde zwijnen, herten, vogels en vissen. Om op hen te jagen waren kleinere vuurstenen werktuigen nodig.
Er werden lichte wapens van hout en been gemaakt ingelegd met stukjes vuursteen en vastgezet met hars.
Er werd ook voedsel verzameld, voornamelijk knollen en vruchten, kruiden en zaden.
In de bossen waren veel vruchten kruiden en bladgroenten te vinden.
De mannen gingen, als er eten nodig was, op jacht en de vrouwen en kinderen gingen iedere dag op zoek naar voedsel.(brandnetels, wilde appels, paardebloem)
In deze tijd ontstond ook het eerste huisdier van de mens, de hond, afstammeling van de wolf.
Men vond de boot uit in de vorm van een uitgeholde boomstam die men kon gebruiken voor de jacht op waterdieren zoals eenden, maar ook om te vissen.
Deze mensen leefden in eenvoudigen tenten of hutten vaak met een paar families bij elkaar. De groepen bestonden uit ongeveer 20 tot 30 personen. Soms kwam men andere groepen tegen. Dan kon het aantal personen dat zich op een gunstig gelegen plaats bevond bestaan uit wel 200 personen. Omdat zij vaak uit hetzelfde gebied kwamen en dus dezelfde taal spraken konden zij elkaar veel verhalen vertellen, elkaar veel leren en elkaar beter leren kennen.
Jongens trouwden met meisjes uit een andere groep en andersom ook. Wat voor taal zij spraken weten we niet. Ze zullen vast gebruik hebben gemaakt van gebaren. Dat was ook wel nodig als zij op jacht gingen. Ze moesten dan niet te veel praten om de dieren niet op te schrikken. Wij maken nu ook nog veel gebruik van gebaren.
De kinderen hoefden toen niet naar school. Eigenlijk hadden de kinderen de hele dag les. Ze leerden namelijk van alles van hun vader en moeder of van hun ouder broers en zusjes.
De jongens leerden van hun vader jagen en moesten al vroeg mee. Ze leerden ook hutten bouwen en hoe zij het beste wapens van vuursteen konden maken. Ook keken zij aandachtig naar de mannen die van een stuk vuursteen de mooiste jachtwerktuigen konden maken. Zij verzonnen ook allerlei spellen waarmee ze alle technieken leerden beheersen.(pijl en boog schieten)
De meisjes gingen vaak met de moeders mee voedsel zoeken. Van hun moeders leerden zij nog veel meer dingen zoals weven, koken en allerlei andere huishoudelijke zaken.
weefgetouw
Wanneer het voedsel in de buurt begon op te raken trok men weer verder en als het tegen het einde van de zomer liep, pakte men alles wat waardevol en bruikbaar en eetbaar was bij elkaar en trok iedere groep weer naar zijn eigen winterverblijf met zijn eigen jachtgebied.
Dit was natuurlijk iedere keer weer een hele organisatie en inspanning. Er werden elk jaar weer honderden kilometers afgelegd.
Het jagen op dieren deden deze mensen niet voor hun plezier. Zij hadden eerbied voor de dieren. Men maakte nooit meer dieren dood dan nodig was. Alles van het dier werd gebruikt en bijna niets werd weggegooid. Men gebruikte het vlees, de huid, de hoorns en geweien, de botten, de darmen enz. Men maakte er zelfs sieraden van,(kralen, ringen)maar ook benen wapens(speerpunten) en naalden.
Maar de meeste werktuigen waren van vuursteen.
Van een groot stuk vuursteen werd met een andere steen een kleine scherf afgeslagen en met behulp van een stuk bot of gewei werden aan de randen van die scherf kleine stukjes weggehakt om die scherf vlijmscherp te maken. Zo kon men van alles snijden en ook uit een stuk bot naalden snijden. De naalden werden gebruikt voor het aan elkaar naaien van stukken huiden(leer).
Ons gereedschap van tegenwoordig lijkt nog een beetje op de werktuigen uit de steentijd.
Denk maar aan messen, bijlen, boren, stekers, beitels.
Pijlpunten waren voor de jacht, messen om te snijden, schrabbers om vleesresten van huiden te krabben, boren om gaatjes in leer, bot en steen en hout te maken, stekers en beitels voor het bewerken van botten en grotere stukken om te graven.
Een heel belangrijke ontdekking was het maken van vuur.
In het begin van de oude steentijd had elke groep een vuurdrager, die er voor moest zorgen dat het vuurtje altijd aanbleef zodat het meteen beschikbaar was. Men wist nog niet de juiste manier om vuur te maken en als met het dan toch probeerde dan kostte dit heel veel moeite en tijd.
Later in de steentijd kon men met behulp van een stok en een stukje hout. Dit deed men door de stok snel en lang rond te draaien op het stukje hout. Er ontstond een vonkje en men hield er een hoopje pluis bij en daarna gedroogd gras en droeg bladeren.
Vuur gaf de mensen warmte, warm water, licht, voedsel bereiden, koken, braden veiligheid, wilde dieren op afstand houden, gezelligheid.
Water kookte men door gloeiend hete stenen in het water te leggen.
Doordat het weer in de Nieuwe Steentijd in deze gebieden steeds beter werd en het verblijf in deze streken steeds aangenamer werd, hadden de jagers en verzamelaars niet meer zoveel zin om steeds met al hun spullen op trektocht te zijn.
Ze bleven steeds langer in deze streken. De eenvoudige hutten en tenten werden groter en sterker en boden een steeds betere bescherming tegen slecht weer en kou.
Omdat men veel ervaring en kennis had opgedaan tijdens het verzamelen van allerlei soorten voedsel kende men steeds beter de groeiwijze en de vermeerdering van de soorten.
Men hoefde niet meer af te wachten wat er in de natuur te vinden was en men ontdekte dat je zelf zaden(graan) kon zaaien. Ook dat je dieren kon temmen(tam maken). Ze hoefden geen lange tochten meer te maken en op jacht te gaan.
Ze hielden de dieren meer aan huis. De mensen konden voortaan op de plek die ze goed vonden blijven wonen en hoefden niet meer rond te trekken.
Dat bespaarde hen veel tijd zodat ze nog meer aandacht konden besteden aan het bouwen van huizen(boerderijen)
Er was ook meer tijd voor het maken van werktuigen van vuursteen en andere materialen.
Het wonen op een vaste plaats was ook veel makkelijker voor kinderen en oude mensen.
Daarom werden er veel grotere en stevigere huizen gebouwd.
Daarin konden ze ook voorraden voedsel bewaren. De mensen(boeren) gingen ook met meerdere en grotere groepen bij elkaar wonen. Zo kwamen er ook steeds meer huizen bij elkaar te staan.
De huizen werden gemaakt van boomstammen, het dak werd bedekt met riet, de wanden waren van gevlochten wilgetenen die werden ingesmeerd met klei gemengd met stro.
Veel dingen die men op en rond zox92n boerderij kenden de jagers en verzamelaars niet.
Om grote huizen te bouwen moesten er heel wat bomen gekapt worden. De vuurstenen werktuigen waren veel te klein hiervoor. Men ging grote werktuigen maken waarmee men bomen kon kappen. stenen bijlen
Met behulp van vuurstenen bijlen die steeds geslepen werden lukte dit goed. Er werden ook schuren en stallen gebouwd.
Men kon ook meer tijd besteden aan het maken van kleding. Het was in de winter natuurlijk best wel koud.
Om voedsel te bereiden en te bewaren gebruikte men potten gemaakt van klei en gebakken in een vuur. Waarschijnlijk heeft men ontdekt dat de bodem onder een vuurplaats zo hard als steen was geworden. Men zocht uit op wat voor een grondsoort die vuurplaats was gemaakt. Men zag dat het kleiachtig was.
Op zand grond gebeurde er helemaal niets.
Door het kneden van klei werd deze soepel en was men in staat allerlei vormen te maken waaronder ook potten. Dat deze in het vuur gelegd moesten worden om te harden, wist men reeds door de ervaringen met de vuurplaats.
De potten werden steeds beter en mooier. Men nam zelfs de tijd om er mooie versieringen op te maken.
Voor jagers zouden deze potten niet makkelijk zijn geweest omdat zij die allemaal maar mee moesten sjouwen. Men leerde ook brood bakken.
Heel veel jagers die hier nog rond trokken keken hun ogen uit en steeds meer van die groepen probeerden zich ook hier te vestigen en hun leven te veranderen. Ze leerden alles van de mensen die hier al woonden.
Zo werden de jagers stapje voor stapje boeren en zocht iedere groep zijn eigen plekje met akkers en weiden waarop het vee gehouden werd.
Men merkte wel dat men de grond moest bemesten als men lang op dezelfde plek bleef. Dat deed men met de uitwerpselen van de dieren die men in de boerderij hield(schaap, rund en varken.
Vaak zocht men een nieuwe plek waar men eerst de bomen kapte en die men daarna schoon brandde.
Sommige groepen vonden steeds weer nieuwe dingen uit of waren in staat hele mooie produkten te maken.
Een geld systeem kende men niet niet, men ruilde wel dingen met elkaar, zoals vuursteen, vuurstenen bijlen, potten van klei, benen voorwerpen, kleding, sieraden en wapens. enz.
Als er mensen dood gingen, dan werden die begraven in de buurt van de boerderijen. Op verschillende plaatsen in ons land bracht men grote stenen bij elkaar die op elkaar gestapeld werden. Daaronder werden de doden begraven.
De mensen werden in die tijd niet zo oud als wij. Ze hadden wel kruiden en planten tegen verschillende ziekten en koorts, maar er waren ook ziekten waar ze niets tegen konden doen.
Wij hebben veel medicijnen en kunnen geopereerd worden.
Daardoor leven wij nu langer.
Ongeveer 1700 voor Chr. gaat er weer een heleboel veranderen.
De Steentijd verandert zo langzamerhand in de Bronstijd.
Men ging naast het vuursteen ook brons gebruiken.
Jongelui, ik hoop dat jullie het interessant vonden.
Jullie weten dat ik veel ga zoeken naar spullen uit die tijd. Als je de plaats weet te vinden waar een paar van die boerderijen uit de steentijd hebben gestaan vind je heel veel spullen terug van de mensen die daar gewoond hebben.
Zij hebben spullen verloren of gewoon achtergelaten als ze niet meer gebruikt werden.
Ik vind die dan terug en dat is geweldig.
Dick Reijnen
Vondsten uit de Gemeente Boxmeer en omgeving, gevonden op verschillende akkers
Nieuwe Steentijd
Neolithicum
4900 – 2000 voor Christus
Dick Reijnen, Boxmeer
Abonneren op:
Posts (Atom)