zondag 24 november 2013

Zeer oude Paardengraven in het centrum van Boxmeer t.o.v. de St. Petrusbasiliek

Zeer oude Paardengraven in het centrum van Boxmeer t.o.v. de St. Petrusbasiliek

 
 
Bij de opgraving door het ARC Groningen in juni 2011 werd aan de Steenstraat te Boxmeer tegenover de St. Petrusbasiliek een opmerkelijke, niet alledaagse, vondst gedaan.
Er werden zeer oude 2 paardengraven aangetroffen.
In het opgravingsverslag schrijven de archeologen die gespecialiseerd zijn in botmateriaal het volgende:
 
 
Paardengraven:
Naast de paalsporen, waaruit grotendeels het aardewerk met een datering tussen 1000 en 1300 is gevonden, zijn 2 kuilen met daarin de skeletten van paarden gevonden. Beide paardengraven zijn ongeveer even groot, 2,15 * 1,15 m.Aan de hand van de positie van de botten lijken de paarden in een kuil gegooid te zijn.De oriƫntatie van beide graven is ZW-NO

Faunaresten:
Er is een klein aantal dierlijke resten gevonden. Het gaat hierbij om 81 losse resten uit diverse sporen, voornamelijk daterend uit de Nieuwe Tijd. Daarnaast zijn 2 deelskeletten van paarden gevonden. Op basis van het aardewerk uit dezelfde context worden deze deelskeletten in de periode tussen 700 en 1300 gedateerd maar de robuustheid van de skeletten plaatst ze waarschijnlijk in de periode van de 9e - 10e eeuw.

Het deelskelet (vnr. 21) van paard was een dier met een leeftijd van ca. 23 jaar.De aanwezige slijtage sporen kan er op wijzen dat dit dier vrij zware arbeid heeft verricht.Op basis van verder onderzoek had dit dier had een schofthoogte van 150 cm.

Het andere deelskelet (vnr. 22) bestond uit een vrijwel compleet skelet. Op basis van de tandafslijting kon de leeftijd niet bepaald worden, maar het betreft zeker een volwassen dier. De schofthoogte is 160 cm. Beide dieren zijn zeer groot. Pas na de ontwikkeling van het haam, in vermoedelijk de 9e - 10e eeuw was het mogelijk dat paarden zware lasten gingen trekken en is het grote koudbloed paard ontwikkeld.

De paardengraven illustreren het bekende gegeven dat paardenvlees in normale omstandigheden niet werd gegeten.

De overige dierlijke resten dateren uit de nieuwe tijd.
 
 
 

 
 
 

 
 
 

 
 

 
 

 
Met dank aan Jan Hutten die met heel veel geduld het skelet heeft blootgelegd.
Dick Reijnen